4. Wat is een investering?
• Investering versus kost
• De kost van een investering = afschrijving
• Dus belangrijk:
– Bij investering is er een verschil tussen de
geldstroom en het effect op uw resultaat van het
boekjaar
– Afschrijving = niet-kaskost
– Andere voorbeelden niet-kaskosten:
voorzieningen, waardeverminderingen
5. ACTIVA PASSIVA
Bezittingen en vorderingen Eigen vermogen en schulden
VASTE ACTIVA investeringen
Niet snel in geld om te zetten
• Immateriële vaste activa
• Materiële vaste activa
• Financiële vaste activa
VLOTTENDE ACTIVA op korte
termijn in geld om te zetten
• Voorraden
• Handelsvorderingen
• Te innen subsidies
• Liquide middelen (= geld)
• (Overlopende rekeningen)
6. Activa – de juiste vragen
• Over- of onderschattingen?
• Waarborgen t.o.v. derden toelichting
• Inbaarheid?
• Voorraadwaardering toelichting
• Eigendommen in huur?
• Groepsrelaties?
7. ACTIVA PASSIVA
Bezittingen en vorderingen Eigen vermogen en schulden
VASTE ACTIVA investeringen
Niet snel in geld om te zetten
• Immateriële vaste activa
• Materiële vaste activa
• Financiële vaste activa
VLOTTENDE ACTIVA op korte
termijn in geld om te zetten
• Voorraden
• Handelsvorderingen
• Te innen subsidies
• Liquide middelen (= geld)
• (Overlopende rekeningen)
EIGEN VERMOGEN start-kapitaal
/ winsten uit het verleden /
kapitaalsubsidies
VOORZIENINGEN reserve
aangelegd om toekomstige risico’s te
dekken
VREEMD VERMOGEN schulden
• > 1 jaar
• < 1 jaar
• LT schulden
• Financiële KT schulden
• Handelsschulden
• (Para)fiscale schulden
• ‘Overige’
• (Overlopende rekeningen)
8. Passiva – de juiste vragen
• Zijn alle schulden opgenomen?
• Niet geboekte voorzieningen
• Risico’s en toekomstige verplichtingen
• Lopende rechtszaken?
• schulden vervallen of niet?
• orderrekeningen + toelichting
10. Exploitatierekening
• Balans = bezittingen vs. Schulden
• Exploitatie = winst of verlies
• Balans = foto op één bepaald moment
• 1 / 5 rekeningen
• Exploitatieresultaat = stand van winst of
verlies over een bepaalde periode
• 6 / 7 rekeningen
12. werkkapitaal
ACTIVA PASSIVA
VASTE ACTIVA
VLOTTENDE ACTIVA
EIGEN VERMOGEN start-
kapitaal / winsten uit het verleden
/ kapitaalsubsidies
VREEMD VERMOGEN LT
VREEMD VERMOGEN KT
Positief werkkapitaal
(opgelet met voorraad)
13. Cash flow:
Netto resultaat
+ niet-kaskosten (afschrijvingen, provisies, …)
Operationele cash flow
- Investeringen (/ + desinvesteringen)
+ nieuwe kredieten
- Aflossing bestaande kredieten
Vrije cash flow
+/- verandering van de overige posten van het werkkapitaal
Beweging van de cashpositie van de onderneming
13
16. Stabiele, gezonde
onderneming
• Omzet & resultaat evolueren nauwelijks of
met de index
• Overheadkosten stabiel, afschrijvingen stabiel
• Positieve operationele cash flow; vrije cash
flow al dan niet rond het nulpunt (niet
negatief)
• Geen sterke schommelingen in het
werkkapitaal
17. Groeiende onderneming
• Sterke stijging van omzet
• Plotse toename van vaste kosten (de ‘sprong’
van vaste kosten)
• Sterke daling werkkapitaal om groei te
financieren
• Zware investeringen die vrije cash flow
uithollen (zeker indien niet gefinancierd)
20. groeipijnen
• Opgelet: ook niet financiële groeipijnen
– Procedures & organisatie
– Spanningen bij personeel
– ‘Growth anxiety’ (angst)
• Zorgen dat de ganse onderneming kan volgen
• Wensen van de aandeelhouders?
• Financieel goed opvolgen + opletten met
investeringen
21. Groeipijnen – wat erna?
• Opnieuw stabilisatie
• Zorgen dat omzet voldoende stijgt om
gestegen overhead te kunnen dragen (de
‘sprong’ kan aanvankelijk tot verlies leiden)
• Risico’s: groei zet zich niet door zodat
gestegen kostenlast niet kan gedragen
worden; procedures volgen niet; …
22. Even de moeilijke
woorden
• Solvabiliteit
• = de mate van financiële onafhankelijk (mate
van auto-financiering)
• Eigen vermogen / balanstotaal
23. Even de moeilijke
woorden
• Liquiditeit
• = de mate waarin korte termijnschulden
kunnen voldaan worden
– a) ervan uitgaand dat voorraad op korte termijn
kan gevorderd worden = current ratio
– b) als we de voorraad niet meetellen = quick ratio
of acid test
24. Aflossingscapaciteit
• = vrije cash flow
• Opgelet:
– Jaarrekening = beeld van het verleden
– Ook toetsen aan budgetten en prognoses
– Opletten voor verplichtingen die volgen (sanering,
verplichting tot aankoop, …)
25. Bedenkingen
• Investeringen financieren met eigen middelen?
– Eet werkkapitaal op
– Werkkapitaal is moeilijk extern financierbaar; investeringen zijn
meestel gemakkelijk extern financierbaar.
– Randoplossing = gebruiksvergoeding bij latere aankoop
• Wensen van de aandeelhouders?
• Tijd voor procedures
– Controle
– Operationeel
– Financieel (debiteurenbeheer, eigen boekhouding, …)
• Vinger op de pols + goede kostenopvolging (rendementstest)