2. • Coach since age of 15 (up till U17 and Women)
• Bachelor in Sports & Wellness
• Uefa C
• Coerver Coaching
• Internships at Dutch Premier League Clubs:
sv Roda JC & AFC Ajax
• Certified Ajax Camps & Clinics Coach
• Master Human and Movement Science:
Amsterdam Liverpool
3. • Motor skills and cognitive development:
- Age-specific characteristics
• Motor learning stages:
- Fitts
• Football and motor learning:
- Feedback, focus and training
• (Learning process of talented players)
5. • Flexible
• Dynamic
• Eye-hand coordination at its optimum
• Huge improvement of reactive speed
6. • Gross motor skills:
Increase of elasticity, balance, speed, agility,
strength
• Fine motor skills improves as well
• 10-12 year peak motor learning age
7. • More insight
• Logical thinking
• Seperate fantasy vs reality
• Improvement of self-image (environment very
important)built self-esteem
• Independancy
• Selfishness group thinking (friend to friends)
• ‘Work’ age
• Process instead of immediate pleasures
8. • Flexible and limber
• Concentration
• Fast fatigueable
• Sensitive for coordination training
• Egocentric (my ball)
9. • Very good motor skill trainability increase
of ball control + coordination
• Enthousiastic
• Studious
• Ego group
• Limited endurance capacity and strength
10. • Still good trainability of motor skills good
coordination
• Balanced body structure
• Growth Spurt
• Competitiveness
• Group thinking team goals
• Critical
13. • Early adolescence
• Growth spurt decrease in coordination,
speed and flexibility
• Bodily disbalance (PHV) decreased physical
load capacity
• Less progression in motor skills
• Egocentric
• Own opinion and self-assertion
14. • Mid adolescence
• Physical growth back in balance increased
load capacity (strength and endurance)
• Increased coordination
• Analytical ability
• Responsibility
• Identity crisis
15. • Late adolescence
• Optimal age to increase the training load
(=volume x intensity)
• Team performamce
• Realistic
16. • Ready to play in the 1st team/U23
• Brain development (±24 years)
• Importance of motor learning with 1st/U23?
17. ‘Learning and training of motor skills both have
to do with a process of practice, which results
in experience, whereby permanent changes in
one or more skills are expected.’ (translated
from Beek, 2010)
Specificity
Sensory information!
21. • Understanding the movement
• Information selection based on conscious
decisions cognitive
• Freezing degrees of freedom clumsy look
• Verbal instruction
• Visual information
• No feeling (in the end)
• Trial and error
• Learning by imitation
22. • Getting the movement into the body
• Associations information and action
• Comparing sources of information feeling
• Discriminate information
• Intrinsic feedback (KPKR)
• Timing in time instead of space
• Convert in controlled patterns
(DOF and reflexes)
• Practice at match speed
• Watch out for: perfect error!
23. • It’s all about the goal (e.g. score)
• Feedback: only Knowledge of Result!
• Knowledge of Performance cognitive phase
• Flexible and stable teach tactical skills
• Performing under pressure (e.g. Torres (CFC),
C. Ronaldo (Portugal))
• Training versus coaching, gain match
experience
28. Verbal instructions and visual demonstrations
beforehand (talk, show, action)
KR not immediately after the exercise
KP as quick as possible
2/3 aspects at a time
30. • KP or KR
• fading frequency
• bandwidth feedback
• self-selecting feedback
• summative feedback
• average feedback
• video feedback
KIS principle:
Keep It Simple
31. • KP or KR
• fading frequency
• bandbreedte feedback
• zelfselecterende feedback
• summatieve feedback
• gemiddelde feedback
KIS principe:
Keep It Simple
33. Smal Wide
Intern Is my knee of my
supporting leg
flexed enough
when I’m taking a
free kick
I need to shorten my
body explosively just
before I hit the ball
Extern Aim 20 cm to the
right of the wall
Aim at the goal or
watch for a teammate
who’s in a scoring
position near the goal
34. Form groups of 2/3 persons
Think of an exercise for one of the three learning stages:
1. Cognitive phase
2. Associative phase
3. Autonomous phase
Pick an age group and describe what kind of feedback and
focus you’ll be using.
Pick a skill you want them to learn.
35. • What is talent?
• “A talented youth player is a player who performs
better than peers during training and competition
AND has the potential to become an elite player
in the future.” (Howe et al., 1998; Helsen et al., 2000; Elferink-Gemser
et al., 2004, 2007)
• Ambiguity in literature:
“Talent = superior mastery of systematically
developed abilities (competencies) in any field of
human activity to a level that the individual
belongs to the top 10% of peers active in that
field.” (Gagné,1999).
36. • Mentale fitness (17,1%)
• Natural ability (17,0%)
• Physical fitness (17,1%)
• Training volume(11,6%)
• Sport specific motor skills (11,4%)
• Tactical skills (9,2%)
(van Rossum)
37.
38. • With the same or less amount of training
hours Faster development (Elferink-Gemser and Visscher,
2011)
• Differences in self-regulation, multi-tasking,
sport-specific knowledge, insight & viewing
habits and perception- & action time
Op 11 jarige leeftijd reageren kinderen dubbel zo snel als 50jarigen , dit komt door betere waarneming en efficiëntere informatieverwerking
Fijne motoriek (niet vaak van toepassing binnen voetbal): hele kleine nauwkeurige bewegingen: bijv. schrijven.
-Meer inzichten
-Logische denkwijze
-Onderscheid fantasie vs werkelijkheid
-Meer invulling zelfbeeld (omgeving erg belangrijk)positieve zelfwaardering
-Zelfstandigheid: Kunnen zelfstandig werken (afhankelijk van coachgedrag, autoritair gedrag leidt tot minder goed zelfstandig werken dan democratisch coachgedrag)
-Van eigenbelang groepsbelang denkniveau (van vriendje naar vriendengroep)
-‘Werk’ leeftijd
-Proces in de plaats voor onmiddellijke genoegens
-Lenige en soepele bewegingspatronen.
-Geen langdurig concentratievermogen
-Groot energieverbruik en is snel moe
-Gevoelig voor prikkels op technisch en coördinatief gebied.
-Sterk individueel gericht en heeft vrijwel geen groepsgevoel.
Optimale motorische leerfase
Balgevoel en coördinatie worden beter
Erg enthousiast en leergierig (‘Werk’ leeftijd)
Creëert langzaam een groepsgevoel
Uithoudingsvermogen en kracht zijn nog steeds beperkt
-Motorisch nog steeds goed trainbaar goede coördinatie (tot aan groeispurt)
-Evenwichtige lichaamsbouw (tot aan groeispurt)
-Groeispurt (begin van spierontwikkeling)
-Competitiedrang (Proberen zich te meten met anderen)
-Groepsdenken gezamenlijk doel (Meer oog voor samenspel en combinaties. Kunnen in groepsverband een doel nastreven. Proces in de plaats voor onmiddellijke genoegens)
-Kritisch voor eigen prestatie en die van anderen
- Vroege adolescentie: lichamelijke rijping, losmaken van de ouders. Midden adolescentie: experimenteren van keuze mogelijkheden. Late adolescentie: verplichten aangaan mbt maatschappelijke positie en persoonlijke relaties.
Puberteit gebeurtenis tijdens de adolescentie
Groeispurt verstoorde coördinatie: houterig, klungelig
- Testosterontoename krachtiger
- Uithoudingsvermogen neemt toe (o.a. door toename borstkas/longinhoud)
- Belasting vs belastbaarheid: van verminderde belastbaarheid naar betere belastbaarheid, belasting zal gedurende adolescentie dus toenemen
- Zelfbeeld erg belangrijk (ivm lichaamsveranderingen kan de eigen identiteit wel eens een deuk oplopen en adolescenten leren zichzelf kennen in deze periode, identiteitsverwarring: geen kind meer en door de lichamelijke veranderingen steeds dichterbij volwassenheid terwijl men nog niet volwassenen is)
- Kritische houding (ook tov van eigen functioneren)
- Logisch redeneren
- Vermogen tot hypothetisch denken voetbalproblemen
- Experimenteel denken Variatie (gevarieerd voetbalproblemen oplossen)
- Combinatorisch denken voetbalproblemen combineren (bijv samenwerking middenvelders en verdediging bij bb en bbt)
- Vroege adolescentie (lichamelijke rijping, losmaken van de ouders)
- Groeispurt afname coördinatie, snelheid en lenigheid (Soepele bewegingen verdwijnen en maken plaats voor houterige, slungelachtige bewegingen. Snelheid en lenigheid verminderd door groeispurt.)
- Lichamelijke disbalans (PHV) verminderde fysieke belastbaarheid
- Weinig motorische progressie (Weinig vooruitgang in technische en coördinatieve vaardigheden.)
- Egocentrisme (Vaker met zichzelf bezig dan met anderen.)
- Eigen mening en geldingsdrang (Krijgen een eigen mening en willen zich laten gelden)
Midden adolescentie: experimenteren van keuze mogelijkheden.
- Lichamelijke groei terug in evenwicht toename belastbaarheid kracht en uithoudingsvermogen (Opnieuw een harmonieuze groei, belastbaarheid kracht en uithoudingsvermogen kan vergroot worden.)
- Verbeterde coördinatie (Techniek en balgevoel komen weer terug)
- Analytisch vermogen (Kunnen het spel van zichzelf en anderen beter analyseren.)
- Verantwoordelijkheid (Verantwoordelijkheidsgevoel groeit.)
- Identiteitscrisis (Is op zoek naar zijn eigen ik, waardoor zelfvertrouwen afneemt.)
Late adolescentie: verplichten aangaan mbt maatschappelijke positie en persoonlijke relaties.
- Optimaal belastbaar (Lengtegroei zit erop, speler ontwikkelt zich optimaal in fysiek opzicht en is goed trainbaar.)
- Teambelang (Prestatie van het team is belangrijk)
- Realistisch denkvermogen (Kijkt kritisch naar zichzelf en wil zichzelf laten gelden.)
ontwikkeling brein, synapsen tot en met ongeveer 24 jaar, plek waar motorische programma’s worden uitgevoerd, hoe meer synapsen en hoe meer interacties tussen deze synapsen, hoe uitgebreider de motoriek, brein plastischer op jonge leeftijd
trainen en oefenen van coördinatie altijd in een zo specifiek mogelijke situatie moeten plaatsvinden.
De beweging (MP motorisch programma) kan alleen adequaat zijn voor de omgeving waarin bewogen wordt, als het motorisch programma
speciaal wordt aangepast aan die omgeving. Daarvoor is sensorische informatie nodig (informatie uit de zintuigen)
Open loop: meestal bij hele snelle bewegingen, correctie dmv feedback onmogelijk (bijv. strafschop)
Closed loop: Correctie wel mogelijk mbv feedback (wordt ook wel feedback loop genoemd), komt wel vaak voor bij voetbal
Open skill: partijspel voetbal
Gesloten skill: strafschop
Details van de te leren beweging krijgen na training minder bewuste aandacht (dit wordt dan geregeld door lagere delen van het zenuwstelsel) waardoor de hogere delen meer ruimte krijgen om zich met hogere doelen bezig te houden, bijv. op tactisch gebied. Het aanpassen van details van die beweging wordt hierdoor wel lastiger. Werp iemand terug in de leerfase van autonome fase naar cognitief = minder stressbestendig wat leidt tot fouten.
Cognitieve/verbaal-motorische fase:Speler weet nog weinig van de aard van de beweging en de informatie waar hij op moet letten. Informatie wordt geselecteerd en beweging wordt gemaakt op bewust genomen beslissingen, vandaar cognitief. Bevriezen van vrijheidsgraden door gezamenlijke aanspanning van spieren, houterige look. Coach kan de speler helpen door hem verbaal bij staan, vandaar verbaal-motorisch. Visuele informatie belangrijk. Totaal geen gevoel voor de beweging, geen zelfwaarneming/proprioceptie. Trial and error. Leren door imitatie, veel voor (laten) doen. Totaal geen automatisme. Aan het einde van de fase wordt aan proprioceptieve informatie enigszins waarde gehecht.
relaties/associaties tussen informatie en actie waarover geen bewuste beslissingen meer hoeven worden genomen. Bronnen van info worden met elkaar vergeleken, bijvoorbeeld visuele en proprioceptieve informatie. Zo kan men een idee krijgen over het gevoel dat bij de beweging hoort. Meer duidelijkheidonderscheid maken tussen info, welke wel en niet belangrijk en leren wat het effect is van meedoen van meer vrijheidsgraden van het bewegingsapparaat. Hogere delen zenuwstelsel geleidelijk minder belast met bewuste beslissingen en vergelijkingen. Specifiek mogelijk context en fysieke ondersteuning z.s.m. afbouwen. KPKR. Speler kan op basis van proprioceptieve informatie (gevoel) aangeven of de actie voldoende was of niet, de visuele informatie is daarbij niet meer nodig. Intrinsieke feedback zou nu voldoende moeten zijn, speler moet uiteindelijk zelf kunnen beoordelen of de beweging in de wedstrijd naar wens is verlopen. LET OP: voor de perfecte fout.
Bij hoge uitvoeringssnelheid echter wordt de timing weer
stabieler.
Laat in de oefen/associatieve fase, als de techniek beheerst is, op wedstrijd snelheid oefenen.
specifieke acties staan niet meer centraal maar alleen het doel op zich. Alle afzonderlijke acties zijn nu middelen om een bepaald doel te bereiken (bijv. het scoren van een doelpunt). In deze fase geen KP maar KR, aangezien KP leidt tot een verwerping naar de cognitieve fase waardoor de actie weer centraal staat en dit ten koste gaat van het te bereiken doel. In deze fase gaat het over het aanleren van tactische beslissingen, bijv. wel of niet diep gaan, zelf voor een actie gaan of over passen. Trainencoachen, opdoen van wedstrijdervaring. NIET ELKE SPELER BEREIKT DEZE FASE GEDURENDE ZIJN LOOPBAAN, MET EEN BEPAALDE BEWEGING
KP Knowledge of Performance; feedback over de uitvoering van de beweging
KR; Knowledge of Result: feedback over het resultaat van de beweging (de geworpen afstand enz.)
Reaffrentie; (Schmidt, Intrinsic feedback); feedback die voortkomt uit de beweging zelf
Exafferentie: (Schmidt extrinsic feedback); feedback van buitenaf los van de gemaakte beweging.
aandacht richten op het effect van de beweging geeft beter
resultaat dan focussen op de uitvoering (KR versus KP)
Voorbeelden geven
Focus op eindpunt van de beweging is vaak zinvol
Augmented feedback versterkt intrinsieke feedback of voegt iets toe (motivatie wordt ook beïnvloed door deze vorm van feedback)
KR: gaat om het resultaat of effect van een handeling. Veel acties kunnen zelf worden waargenomen maar bij acties waarbij dit niet goed kan zijn objectieve hulpmiddelen een handig middel, maar de coach kan hier ook een rol in spelen. Voorbeelden van KR: schotnauwkeurigheid, -snelheid.
KP: feedback over de uitvoering van de beweging. Moeilijker dan KR. Ervaren coaches zijn hierbij van groot belang omdat zij op basis van hun ervaring geleerd hebben waar ze op moeten letten. Kunnen problemen ontstaan bij de interpretatie van de KP. Van te voren bepalen op welke facetten je gaat letten. KP-feedback zoveel problemen geeft: van de meeste vaardigheden is nog niet eens bekend welke facetten tot de meest prestatiebeïnvloedende moeten worden gerekend.
Tot slot nogmaals de twee belangrijkste waarschuwingen: let er bij het geven van
feedback op dat de feedback niet gebruikt kan gaan worden in plaats van of in
aanvulling op de intrinsieke feedback waardoor men van deze aangeboden feedback
afhankelijk gaat worden en sluit steeds aan bij de fase in de leerperiode of
trainingsperiode. Als de bewegingen geautomatiseerd moeten verlopen moet men de
pupil/patiënt niet meer met gedetailleerde KP lastig vallen die hem dwingt om weer bewust aan de bewegingsuitvoering te gaan denken.
KP Knowledge of Performance; feedback over de uitvoering van de beweging
KR; Knowledge of Result: feedback over het resultaat van de beweging (de geworpen afstand enz.)
Reaffrentie; (Schmidt, Intrinsic feedback); feedback die voortkomt uit de beweging zelf
Exafferentie: (Schmidt extrinsic feedback); feedback van buitenaf los van de gemaakte beweging.
aandacht richten op het effect van de beweging geeft beter
resultaat dan focussen op de uitvoering (KR versus KP)
Voorbeelden geven
Focus op eindpunt van de beweging is vaak zinvol
Augmented feedback versterkt intrinsieke feedback of voegt iets toe (motivatie wordt ook beïnvloed door deze vorm van feedback)
KR: gaat om het resultaat of effect van een handeling. Veel acties kunnen zelf worden waargenomen maar bij acties waarbij dit niet goed kan zijn objectieve hulpmiddelen een handig middel, maar de coach kan hier ook een rol in spelen. Voorbeelden van KR: schotnauwkeurigheid, -snelheid.
KP: feedback over de uitvoering van de beweging. Moeilijker dan KR. Ervaren coaches zijn hierbij van groot belang omdat zij op basis van hun ervaring geleerd hebben waar ze op moeten letten. Kunnen problemen ontstaan bij de interpretatie van de KP. Van te voren bepalen op welke facetten je gaat letten. KP-feedback zoveel problemen geeft: van de meeste vaardigheden is nog niet eens bekend welke facetten tot de meest prestatiebeïnvloedende moeten worden gerekend.
Tot slot nogmaals de twee belangrijkste waarschuwingen: let er bij het geven van
feedback op dat de feedback niet gebruikt kan gaan worden in plaats van of in
aanvulling op de intrinsieke feedback waardoor men van deze aangeboden feedback
afhankelijk gaat worden en sluit steeds aan bij de fase in de leerperiode of
trainingsperiode. Als de bewegingen geautomatiseerd moeten verlopen moet men de
pupil/patiënt niet meer met gedetailleerde KP lastig vallen die hem dwingt om weer bewust aan de bewegingsuitvoering te gaan denken.
Onmiddellijke feedback drukt de intrinsiek feedback ahw weg waardoor het leereffect vermindert. Geef bijv pas feedback nadat
de lerende zelf doordacht herbeleefd of geformuleerd heeft wat er gebeurde.
Tijdstip is afhankelijk van de vorm van feedback. Verbale instructies en visuele demonstraties worden vooraf gegeven (praatje, plaatje, daadje). KR en KP achteraf. KP zo snel mogelijk achteraf, maar oppassen met frequentie! Geen minuten achteraf, moet aansluiten bij het gevoel van de beweging. Duidelijke, kort commentaar en instructie. Per keer enkele aspecten tegelijk, 2/3 niet meer! Grootste deel gaat aan de speler voorbij. Ontdek je ernstige fouten dan zal de speler stappen terug moeten doen in het leerproces. Dit kan soms jaren duren voordat de fout er uit is en de speler weer op zijn niveau is. Bijv hoogspringen, 3jaar.
Duidelijke, kort commentaar en instructie
Visueel (bijv. traject van de bal)
Auditief (bijv. rug naar de situatie en starten op het moment dat je de bal hoort vallen)
Proprioceptie (zelfwaarneming, gevoel)
Tactiel (tastbaar, bijv. je voelt de tegenstander in de rug)
• fading frequency (steeds minder feedback gedurende het leerproces)
• bandbreedte feedback (feedback over het acceptabele fouten niveau)
• zelfselecterende feedback (feedback alleen op vraag van de lerende)
• summatieve feedback (feedback over de kwaliteit van een aantal pogingen)
• gemiddelde feedback (feedback over het gemiddelde niveau van een aantal
pogingen)
- Video feedback
• fading frequency (steeds minder feedback gedurende het leerproces)
• bandbreedte feedback (feedback over het acceptabele fouten niveau)
• zelfselecterende feedback (feedback alleen op vraag van de lerende)
• summatieve feedback (feedback over de kwaliteit van een aantal pogingen)
• gemiddelde feedback (feedback over het gemiddelde niveau van een aantal
pogingen)
Voortdurende feedback geeft het slechtste leereffect, wel het beste practice performance
Veel feedback remt het leerproces, je leert alleen op de feedback te reageren, niet de vaardigheid zelf
Taak als trainer is om door het oefenresultaat heen te kijken en je te focussen op leerresultaat
Sporters worden wat betreft hun focus in 4 groepen ingedeeld;
- smal intern > aandacht voor kleine aspecten van de beweging, die zich in het lichaam voordoen. Bijv. is de knie van mijn standbeen genoeg gebogen als ik een vrije trap neem
- breed intern > aandacht voor grote aspecten van de beweging, die zich in het lichaam voordoen. Bijv. de spanboog voor de trapbeweging moet in een keer fel ontladen
- smal extern > aandacht voor kleine aspecten van de beweging, die buiten het lichaam liggen. Bijv. 20 cm rechts van de rechterman in het muurtje mikken
- breed extern > aandacht voor grote aspecten van de beweging, die buiten het lichaam liggen. Bijv. in een keer op doel of loopt er plotseling een medespeler in een kansrijke positie
De focus die iemand bij voorkeur heeft is niet altijd geschikt voor het aanleren van een bepaalde beweging of voor het verbeteren van een bepaalde fout. Intern gerichte aandacht (vooral smal) is weinig geschikt voor het leveren van een prestatie.
>>> aandacht richten op de uit te voeren taak is een foute strategie als het om presteren gaat
bij betere beheersing verschuift de aandacht naar extern.
Afbeelding: focus op voet (intern) focus op bal (extern)
Angst richt de aandacht op interne processen waardoor deze minder geautomatiseerd verlopen.
vermijd interne focus >> dus te veel aanwijzingen over de uitvoering (KP)
Action effect hypothesis
aandacht richten op het effect van de beweging geeft beter
resultaat dan focussen op de uitvoering (KR versus KP)
=> externe versus interne focus van aandacht
=> externe focus is effectiever en geeft minder retentie