Het gedeeld begrip van personen die sociaal-cultureel handelen werd en wordt regelmatig onderzoeksmatig in kaart gebracht. Dit leidde tot het theoretisch concept van de sociaal-culturele methodiek. Dit concept reikt de bakens aan voor het sociaal-cultureel handelen (Wat is het wel? Wat is het niet?). De sociaal-culturele methodiek kan en wordt op verschillende wijzen in praktijk gebracht. Op conceptueel vlak kunnen we spreken van “de” sociaal-culturele methodiek. Op het vlak van de praktijken en beleidsmatig spreken we over het hanteren van “een” sociaal-culturele methodiek.
De wereld redden begint bij ontbijt - Gert Engelen (Socius Trefdag - 18 novem...
Sociaal-culturele methodiek
1. de sociaal-culturele methodiek
van een legitimeringsinstrument
naar een referentiekader voor het
professioneel denken en handelen in
het sociaal-cultureel volwassenenwerk
1
2. tijdsgewricht
• een dipje in de jaren 1990
• herwaardering voor het middenveld begin de jaren
2000
• Het maatschappelijk middenveld in Vlaanderen
2001 - Mark Elchardus, Luc Huyse en Marc Hooghe
• legitimiteit van het sociaal-cultureel
volwassenenwerk:
– wie zijn wij?
– wat doen wij?
– hoe doen wij dat?
– waar ligt de eigenheid en het unieke van ons werkveld?
– waar onderscheiden wij ons van andere sectoren?
2
3. het maatschappelijk middenveld
Dit is een handelingssfeer die onafhankelijk is van de
staat en van de markt.
Als autonome intermediaire structuur is het maatschappelijk
middenveld één van de waarborgen voor het ontstaan en het
behoud van een democratische publieke ruimte.
Het maatschappelijk middenveld steunt op alle verenigingen,
organisaties en bewegingen die min of meer spontaan
ontstaan zijn en die ervoor zorgen dat de bekommernissen
die in de privé-sfeer omtrent een gemeenschappelijk
probleem ontstaan, opgenomen worden en vervolgens
geaggregeerd en versterkt in de sfeer van de politieke
openheid worden gebracht.
3
4. hoe is de sociaal-culturele
methodiek tot stand gekomen?
• 2002
• onderzoek door Herman Baert
• literatuurstudie
• stuurgroep
• definitie: decreet art 2, 2°
• onze methodiek is een geschreven
bron op basis van de praktijk
4
5. SCM is een gemeenschappelijk
kader
• dat men in de praktijk kan inkleuren
vanuit de diversiteit van werksoorten,
levensbeschouwingen en sociaal-
culturele handelingstheorieën
• staat boven punctuele beleidsopties
5
6. methodiek of methode
methode
• een bepaalde aanpak
• geeft aan hoe men tussenkomt
• geeft aan wat men doet
• voorbeelden: groepswerk, individueel
werk, cursus, begeleiding, projectmatig
werk, casusgebaseerd, zelfstudie,
individueel werk
6
7. methodiek of methode
methodiek
• verwijst naar het waarom voor een
bepaalde aanpak (methode) wordt
gekozen
• keuzeinstrument gebaseerd op een
theoretisch model
• leert welke aanpak passend is in een
bepaalde concrete context
7
8. sociaal-culturele methodiek
• wijze van denken en handelen
• van personen en organisaties
• interventies van aanbieders
– professionele medewerkers
– vrijwillige medewerkers
8
9. sociaal-culturele methodiek:
de 4 componentenlijm van het
sociaal-cultureel volwassenenwerk
1. kijk op mens en samenleving
2. doeloriëntaties en functies
3. interventiestrategieën voor
aanbieders en processen bij
deelnemers
4. werk- en handelingsprincipes
9
10. de methodiek is een leidraad
voor professioneel handelen
• SCVW is normatief: we moeten een gedegen en
onderbouwde visie hebben op mens en
samenleving
• wat willen / kunnen we bereiken
– hoe vertalen we dat in doelstellingen
– welk soort activiteiten ontwikkelen we om deze
doelstellingen te realiseren
• hoe willen en kunnen we interveniëren
• hoe en welke processen faciliteren we bij
deelnemers
• welke werk- en handelingsprincipes hanteren we:
hoe gaan we om met onze deelnemers 10
11. kijk op mens & samenleving
• vraag 1: hoe functioneert de samenleving
momenteel?
– antwoord: onze omgevingsanalyse
• vraag 2: hoe willen wij dat de samenleving
functioneert?
– antwoord: onze visie
• vraag 3: wat is ons actieterrein: wat gaan
we doen om de wenselijke samenleving te
verwezenlijken?
– antwoord: onze missie
11
12. omgevingsanalyse (oefening)
hoe is de situatie nu?
• algemene analyse
• focus op de doelgroep
• bronnen
– wetenschappelijke literatuur of
onderzoek
– eigen inzichten en expertise
– actuele thema’s
• het resultaat van teamwerk
12
13. visie (oefening)
hoe willen wij dat het wordt?
• levensbeschouwelijke of ideologische
visie
• eigen waardenstelsel
– rechtvaardigheid, gelijke kansen voor
iedereen
– participatie en integratie van iedereen
– inclusieve samenleving
• teamwerk
• realistisch
• duidelijke formulering
13
14. missie (oefening)
• waar willen we ingrijpen om de kloof
tussen de huidige samenleving en de
wenselijke samenleving te verkleinen ?
• doelstellingen in de context van de visie
(welke samenleving en waarom)
• hetgeen je gaat doen, brengt je
effectief dichter bij de wenselijke
samenleving
• teamwerk
• realistisch
14
15. conclusie
• het beleidsplan omvat een
omgevingsanalyse, een visie en
een missie
• een sociaal-culturele methodiek is
een wijze van denken en handelen
die gesteund is op reflectie,
ervaringsdeskundigheid en
wetenschappelijke inzichten.
15
16. gemeenschappelijke basiswaarden
van de wenselijke samenleving
• democratische samenleving
• vreedzame en rechtvaardige
maatschappij met vrije meningsuiting,
respect voor de menselijke waardigheid,
ontplooiingskansen zonder
discriminatie
• duurzame ontwikkeling: ontwikkeling
gekoppeld aan een maximaal respect
voor mens, natuur en cultureel erfgoed
16
17. gemeenschappelijke basiswaarden
van de wenselijke samenleving
• tegen de overheersing van de
economische rationaliteit
• maatschappelijk actieve en
competente burgers die zich
inzetten voor deze basiswaarden
• lokale, nationale en internationale
solidariteit
17
18. gemeenschappelijke basiswaarden
van de wenselijke samenleving
• de inclusieve samenleving
• de mensen worden benaderd in hun
verscheidenheid:
– etniciteit, geslacht, seksuele geaardheid,
sociale afkomst, leeftijd, fysieke en mentale
kenmerken
• diversiteit, anders-zijn moet niet altijd
leiden tot aanpassing
• diversiteit is een rijkdom en geen
probleem
18
19. de mens is een complex
wezen
• dat zich beweegt in verschillende
levenssferen
• hierbij tegelijkertijd meerdere
rollen opneemt
• rollen die ingekleurd worden door
het verschil in ‘culturele’
achtergrond
19
20. levenssfeer en rol
• levenssfeer
– arbeid, gezin, vrije tijd, wijk
• rol in een levenssfeer
– arbeider, werkgever
– ouder, kind, broer, zus
– lid vereniging, bestuurslid
– buur, lid wijkcomité
• mensen gedragen zich anders in elke
levenssfeer en naargelang de rol die ze
opnemen
20
21. rol en culturele achtergrond
• ethniciteit
• sociale afkomst
• sociale groep waarbinnen je leeft
• ideologie – politieke overtuiging
• geslacht
• opleidingsniveau
• leeftijd
• fysieke kenmerken
21
22. levenssfeer
SCVW rollen
het sociaal-
cultureel
achtergrond volwassenenwerk
wil de mensen in
hun complexiteit
aangrijpen 22
23. oefening levenssfeer, rol,
culturele achtergrond
• op welke levenssfeer zijn jullie
activiteiten gericht?
• breng een rangorde aan?
• op welke rollen zijn jullie
activiteiten gericht?
• met welke elementen van de
culturele achtergrond houden jullie
rekening?
23
24. 5 complementaire
bestaansdimensies
• cognitieve kennisverwerker en rationele
onderzoeker
• handelingsgerichte en vaardige actor
• zin- en waardenzoeker
• communicatieve en actief luisterende
mens
• levenskrachtige en creatieve explorator
24
25. cognitieve kennisverwerker
en rationele onderzoeker
• kennen
• kennis verwerven
• inzicht krijgen
• beroep doen op de rede
• doel: kennis en inzicht om de
wereld beter te begrijpen en zich
zelfstandig te kunnen oriënteren
25
26. handelingsgerichte en
vaardige actor
• kunnen
• vaardigheden
• handelingsbekwaamheid
• handelingsgerichtheid
• doel: handelingsbewame burgers
en vaardige actoren die volwaardig
kunnen participeren en mee de
samenleving vorm geven
26
27. zin- en waardenzoeker
• zingeving en betekenisverlening
• zoektocht naar het waardevolle
• wat verantwoord is
• normatieve karakter van onze
tussenkomsten
• morele reflexie
• doel: ethisch handelen en een
rechtvaardige samenleving
27
28. communicatieve en actief
luisterende mens
• ontmoeting
• dialoog
• delen van ervaringen
• complementair aan
kennisverwerver
• doel: zich kunnen plaatsen in de
dagelijkse leefwereld en die
leefwereld evenwichtig duiden
28
29. levenskrachtige en
creatieve explorator
• expressie
• zintuigelijke waarnemingen
• zoeken naar het mooie in de mens,
de natuur, in de kunst
• speelse
• plezier
• doel: een esthetisch bestaan, een
ludiek leven
29
30. het sociaal-cultureel werk en
de 5 bestaansdimensies
• aandacht voor elk van deze 5 dimensies
• aandacht voor samenhang en integratie
ervan bij het plannen van activiteiten
en programma’s
• werken aan de ontplooiing van deze
bestaansdimensies
• doel: persoonlijk zinvol en
maatschappelijk verantwoord leven
30
31. oefening op de 5
bestaansdimensies
• jullie mening over de
bestaansdimensies
• is dit correct?
• is dit nuttig voor het plannen van
een werkprogramma?
• hoe zit het met de 5
bestaansdimensies in jullie aanbod?
31
32. sociaal-culturele methodiek:
de 4 componentenlijm van het
sociaal-cultureel volwassenenwerk
1. kijk op mens en samenleving
2. doeloriëntaties en functies
3. interventiestrategieën voor
aanbieders en processen bij
deelnemers
4. werk- en handelingsprincipes
32
33. doeloriëntatie en doelstelling
• doeloriëntatie:
– bakens waarbinnen sociaal-culturele
organisaties concrete doelstellingen kunnen
formuleren
– staat boven de beleidsopties
• doelstelling:
– duidelijk en scherp omlijnd eindpunt
– strikt en voorafbepaald (meetbaar)
resultaat
– is moeilijk decretaal vast te leggen bij
cultuur (eindtermen) 33
34. open doeloriëntatie/
stelling
de deelnemers bepalen mee:
• het leerproces
• de leerinhoud
• de resultaten van het leerproces
• verhouding in het belang van het proces
en het strikte resultaat
• continuüm open naar gesloten
34
35. gemeenschappelijke doeloriëntaties
• evenwichtige ontplooiing van de
verschillende bestaansdimensies van de
mens
• de mens is hier een actieve deelnemer in
een humane en democratische samenleving
• stimuleren van de maatschappelijke
integratie van de mens
– eigen plaats in de maatschappij verwerven
– sociaal weefsel in stand houden
• stimuleren van een actieve vorm van
burgerschap
35
36. gemeenschappelijke
doeloriëntaties
• stimuleren van het publiek debat
• stimuleren van het experimenteren met
culturele en maatschappelijke vernieuwing
• SCVW is onderdeel van het maatschappelijk
middenveld:
– bemiddeling, brugfunctie tussen overheid en
individu
– genereert en versterkt opinies van het
individu t.o.v. de staat
• werken aan de zingeving en de emancipatie
van mensen
36
37. onze kerntaken binnen de
doeloriëntaties
• ter sprake brengen van: waarden,
levensoriëntaties, levensstijlen en
levenskeuzes
• mensen stimuleren om bewust, niet-
dogmatisch en een niet-economisch
dominante invulling te geven aan waarden,
• discussie voeren over het functioneren van
de markt, het politiek systeem en de
levenskwaliteit van de persoonlijke
levenssfeer
37
38. oefening doeloriëntaties
probeer jullie doelstellingen (strategische en
operationele doelstellingen) te linken aan de
gemeenschappelijke doeloriëntaties van het
sociaal-cultureel volwassenenwerk en de
bijhorende kerntaken
38
39. doeloriëntatie en functies
• mogelijkheid 1: een functie refereert naar de
aard van de activiteiten die men organiseert
om een bepaalde doelstelling te realiseren
dit is het binnenstaandersperspectief
• mogelijkheid 2. een functie refereert naar de
de aard van de ‘uitwerking’ (impact) voor
individu en samenleving.
dit is het buitenstaandersperspectief
• bijkomend: het semantisch probleem!
39
40. de 4 functies van het sociaal-
cultureel volwassenenwerk
• de culturele functie (art 2, 4°)
• de educatieve functie (art 2, 6°)
• de gemeenschapsvormende functie
(art 2, 3°)
• de functie van de maatschappelijke
activering (art 2, 5°)
40
41. culturele en educatieve functie
culturele functie
• is gericht, zowel in de engere als bredere
zin, op het verhogen van de participatie
aan de cultuur die de samenleving te
bieden heeft
educatieve functie
• gekenmerkt door het organiseren en
begeleiden van educatieve programma ’s
• gericht op lerende personen en groepen
41
42. gemeenschapsvormende
functie
• gericht op (intermediair doel)
– versterken en vernieuwen sociaal
weefsel
– versterken groepsvorming
• (uiteindelijk doel): met het oog op een
democratische – solidaire – open –
cultureel diverse samenleving
42
44. sociaal-culturele methodiek:
de 4 componentenlijm van het
sociaal-cultureel volwassenenwerk
1. kijk op mens en samenleving
2. doeloriëntaties en functies
3. interventiestrategieën voor
aanbieders en processen bij
deelnemers
4. werk- en handelingsprincipes
44
45. interventiestrategieën van de
aanbieders
handelingsontwerp: planmatig denken en
handelen:
– behoeftebepaling en/of diagnosestelling,
(omgevingsanalyse, behoeftenonderzoek,
motivatie..)
– planning en fasering van activiteiten (vb.
projectmatig werken)
– aangrijpingspunt t.o.v. bestaansdimensie(s),
– methoden, begeleidingswijze, functie
– manier van evalueren
45
46. interventiestrategieën van de
aanbieders
• interventie is geen eenrichtingsverkeer
van de begeleider/aanbieder naar
deelnemer
– deelnemer bepaalt mee inhoud en aanpak
(open doeloriëntatie/stelling)
• interventies zijn gericht op de
persoonlijke levenssfeer en de
maatschappelijke context 46
47. soorten interventiestrategieën
van de aanbieders
1. opzetten van een context (= stimulerende
omgeving) en begeleiden van:
– leerprocessen (vb informele educatie)
– cultuurbeleving,
– zingeving, betekenisschepping, creatie van
symbolen
2. stimuleren van ontmoeting
3. maatschappelijk activeren
47
48. belang interventiestrategie
• professioneel ondersteunen van
processen bij deelnemers
– ontwerpen en begeleiden processen,
– organiseren omgeving
• terminologie:
– je kan het benoemen
– gemeenschappelijk taalgebruik voor interne
en externe communicatie
• denkkader:
– analyseren van en reflecteren over het
professioneel handelen,…
48
49. belang interventiestrategie
• handelingskader:
– keuzes m.b.t. het interventie
– bijsturen van het professioneel handelen
• men denkt na en beslist over het aanbod en
professioneel handelen op:
– organisatieniveau
– niveau van de individuele professionele werker
• empathie voor de behoeften/motivatie
deelnemers
49
50. belang interventiestrategie
waarom al die moeite?
• correcte toepassing van bewuste keuzes op
het vlak van het professioneel interveniëren
>> doelgericht interveniëren
• tappen we al organisatie niet teveel uit
hetzelfde vaatje?
• leent het thema, de doelgroep zich tot een
bepaald interventieperspectief?
50
51. 3 interventiestrategieën
educatieve functie
1. socialisatieperspectief
– het wegwerken van tekorten aan kennis, vaardigheden
en attitudes via educatieve interventies
2. emancipatieperspectief
– het initiëren en ondersteunen van transformatieprocessen
die van het individu meer zelfbewuste en kritische
personen maakt
3. ecocipatieperspectief
– vermogen van het individu versterken om betekenis te
verlenen aan dagelijkse praktijken die zich afspelen
binnen een bepaalde ruimte of leefomgeving
51
52. 3 interventiestrategieën
gemeenschapsvorming
1. gemeenschapseducatie
– het organiseren van een educatief aanbod om
deelnemers toe te rusten, te stimuleren om zich te
betrekken op of te participeren aan een
gemeenschap
2. gemeenschap vormen
– groep(en) vormen
– werken aan het wij-gevoel
– versterken sociaal weefsel, onderlinge solidariteit
3. gemeenschapsvormgeving
– door gezamelijke actie de gemeenschap mee vorm
geven 52
53. 3 interventiestrategieën
maatschappelijke activering
1. empowerment
– versterken van het individu, bewust, kritisch
maken
– meer vat op hun bestaan
2. engagement
– mensen weten te betrekken op de
samenleving
– maatschappelijke verandering (secundair)
3. social change
– sociale verandering als primaire doelstelling
53
55. processen bij deelnemers
• proces: reeks samenhangende
gebeurtenissen
• proces refereert meestal naar verandering
– leerproces, cultuurbeleving, ontmoeting,
expressie
• duurzaam effect, resultaat van een
interventie
• deelnemers situeren zich in een bepaalde
sociale context: levenssfeer – rol – culturele
achtergrond
55
57. 1. leerprocessen
• het verwerven en ontwikkelen van
competenties:
– sociale, communicatieve, culturele,
biografische, technische, …
• het verantwoorden van eigen gedrag
vanuit visie(s) op de wereld en de mens
• het rechtvaardigen of bijsturen van
levensoriëntatie
• het opdoen van kennis en inzicht om de
werkelijkheid beter te begrijpen
57
58. 2. ontwikkelingsprocessen
• de ontwikkeling van de identiteit
• de ontwikkeling van sociale netwerken
voor ontmoeting en contacten en
gericht op integratie in de
maatschappij
58
60. resultaten van deze
processen
• bewustwording van de eigen persoonlijke
en maatschappelijke situatie
• perspectiefverandering als gevolg van het
kritisch beoordelen van de eigen kijk op
mens en samenleving en de confrontatie
met andere perspectieven
• creatief gedrag op cognitief, emotioneel,
sociaal en technisch vlak
• identiteitsopbouw
• sociaal kapitaal / netwerken
• betekenisverlening 60
61. sociaal-culturele methodiek:
de 4 componentenlijm van het
sociaal-cultureel volwassenenwerk
1. kijk op mens en samenleving
2. doeloriëntaties en functies
3. interventiestrategieën voor
aanbieders en processen bij
deelnemers
4. werk- en handelingsprincipes
61
62. werk- & handelingsprincipes
principes die aan de basis liggen of
oriënterend zijn voor de keuze van leerstijl,
methoden, werkvormen en technieken bij
het sociaal-cultureel volwassenenwerk
– principes m.b.t. een democratische
samenleving: diversiteit - inclusie - participatie
– principes inzake reflectie: autonoom denken en
handelen
– principes m.b.t. expressie: creativiteit - vrijheid
62
63. werk- & handelingsprincipes
achterliggende principes die van invloed
zijn op:
• hoe concrete activiteiten vorm krijgen
• maar ook samenhangen met:
– het waardenstelsel dat voorafgaat aan de
visie van de organisatie
– de doeloriëntaties
63
64. gemeenschappelijke basiswaarden
• democratische samenleving
• vreedzame en rechtvaardige maatschappij met vrije meningsuiting, respect,
menselijke waardigheid, ontplooiing zonder discriminatie
• geen onderscheid in etnie, geslacht, seksuele geaardheid, sociale afkomst,
leeftijd, fysieke of mentale kenmerken = iedereen als medemensen
• duurzame ontwikkeling, maximaal respect voor mens, natuur en cultuur
• actieve en competente burgers die opkomen voor deze waarden
werk- handelingsprincipes
• vertrekken van de realiteit • in staat stellen, initiatief te nemen,
ontplooiing in verbondenheid
• deelnemer geen consument, wel deel-nemer
• ontmoeting en sociale netwerkvorming
• verantwoording, diversiteit als verrijking
mogelijk maken
• stimuleren tot zelfstandigheid
• culturele expressiviteit en creativiteit
• ervaringsleren, leren van het leven en elkaar stimuleren
• handelen in interactie en dialoog • leren leren aanmoedigen
• niet enkel voor, maar met de deelnemers • actie en participatie stimuleren, verstevigen
64