SlideShare a Scribd company logo
1 of 7
Download to read offline
 
1
Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk 
Prof. dr.  J.H.J.  van Dinteren 
 
Jacques van Dinteren is werkzaam bij Royal Haskoning UrbanSolutions en bijzonder hoogleraar economische 
geografie bij de Rijksuniversiteit Groningen. 
 
Verschenen in: Openbaar Bestuur, april 2009, pp. 18 – 23. 
 
Er leeft in Nederland bij beleidsmakers een algemeen gevoel dat de grondprijzen op bedrijventerreinen te 
laag zijn (vaak nog zelfs onder de kostprijs) om werkgelegenheid aan te trekken. Verhuisbewegingen van 
bedrijven worden daardoor in de hand gewerkt, want het stemt ondernemers niet tot nadenken over 
herinvesteringen op de bestaande locatie. De lage prijzen ontlokken op de nieuwe locatie ook weer relatief 
lage investeringen en mede daardoor verouderen bedrijventerreinen in rap tempo. Het gevolg is dat de 
kwaliteit van de vastgoedvoorraad op bedrijventerreinen laag is en de waarde van de opstallen navenant is.  
Hoewel de laatste jaren de grondprijzen zijn gestegen, lijkt een verdere verhoging aan de orde te zijn. In dit 
artikel wordt een werkwijze gepresenteerd die leidt tot hogere, marktconforme grondprijzen. Het betreft een 
methodiek die juist ook regionaal of provinciaal toegepast moet worden om onderlinge concurrentie – die nu 
veelal de oorzaak is van de te lage grondprijzen – te voorkomen.  
Dit artikel is mede tot stand gekomen door de constructieve inbreng van ambtenaren EZ en RO van Friese 
gemeenten in een aantal werksessies. 
 
 
HET BELANG VAN DE GRONDPRIJS  
 
In tegenstelling tot wat gemeentebestuurders vaak denken zijn grondprijzen voor ondernemers nauwelijks van 
belang als het gaat om de vestigingsplaatsfactoren (Buck Consultants, 1998; B&A, 1998). Ook niet bij specifiek 
bedrijfsgebouwen op bedrijventerreinen (STEC, 2005). De grondprijs staat ook niet op zichzelf, maar wordt 
door ondernemers nadrukkelijk bezien in het licht van de geboden kwaliteiten van gebouw, terrein en 
omgeving. Dat de grondprijs zelden een doorslaggevende factor bij vestigingsplaatskeuzes is houdt 
ongetwijfeld verband met het gegeven dat slechts 1,1% van de totale jaarlijkse investeringen van bedrijven (in 
de sectoren industrie, bouwbedrijven, transport & distributie) voor rekening komt van de grond. Activa zoals 
bedrijfsgebouwen en machines nemen een veel aanzienlijker deel in. En in tegenstelling tot het gebouw en de 
machinerie behoudt de grond doorgaans zijn waarde. Overigens kan hierbij wel sprake zijn van verschillen 
Om werkgelegenheid aan te trekken hanteren veel gemeenten (te) lage grondprijzen. Er is in Nederland 
een discussie op gang gekomen of dat wel zo kan blijven. Allereerst zijn er Europese regels die aangeven 
dat bedrijfsgrond tegen marktconforme prijzen moet worden geleverd. Ook kunnen de ruimere marges 
een belangrijke bijdrage leveren aan de financiering van het beheer van bedrijventerreinen en aan de 
revitalisering van bedrijventerreinen. Bij dit laatste worden gemeenten geconfronteerd met enorme 
tekorten op hun begroting. Het verhogen van de grondprijzen zal echter in regionaal verband moeten 
gebeuren, omdat lokale overheden een duidelijke angst hebben voor de concurrentie van de buren, 
vanwege dat eerder genoemde werkgelegenheidsperspectief. Prijsafspraken zijn uit den boze, maar een 
regionale methodiek kan een belangrijke stap zijn naar een regionaal grondbeleid. Een methodiek wordt 
voorgesteld die uitgaat van de zogenaamde residuele waardebepaling in combinatie met kostprijs en 
opslagen. 
 
2
tussen bedrijven. Zo zal de grondprijs voor grootschalige transportbedrijven met een veelal lage toegevoegde 
waarde zwaarder kunnen wegen dan voor andere bedrijfscategorieën. 
De vraag kan nu worden gesteld waarom ondernemers bij de gemeente dan zo zwaar onderhandelen over een 
geschikte transactieprijs voor de grond. Daar is een vrij eenvoudige verklaring voor: een ondernemer zal nooit 
meer willen betalen dan nodig. Als buurgemeenten verschillende grondprijzen hanteren is het voor 
ondernemers eenvoudig een goede onderhandelingspositie in te nemen. Rekening is ook te houden met een 
psychologisch effect. Rationeel valt dan weliswaar te beredeneren dat de grondprijs maar een klein deel is van 
de totale investering, maar het gaat uiteindelijk toch om grote bedragen. Een ondernemer is daar wel degelijk 
gevoelig voor en probeert de beste prijs uit te onderhandelen. 
Aan de kant van de lokale overheden bestaat de angst dat een bedrijf vanwege een te hoge grondprijs uit hun 
gemeente zal vertrekken, waardoor werkgelegenheid verloren zou gaan. Die angst is veelal ongegrond. De 
meeste bedrijven verplaatsen zich over zeer geringe afstanden. Driekwart van de bedrijven blijft binnen de 
gemeentegrenzen en slechts één op de vijf ondernemers verhuist naar een andere regiogemeente (Renes c.s., 
2008). Die laatste categorie is daarmee ‘verloren’ voor de betreffende gemeente, maar niet voor de regionale 
economie. Alleen als bedrijven van buiten de regio komen ligt het anders. In dat beperkte aantal gevallen 
zullen de grondprijzen op de beschikbare alternatieve locaties wel degelijk mee worden genomen en een 
verhoudingsgewijs wat sterkere rol spelen in de afwegingen van een ondernemer. 
 
 
WAAROM DE GRONDPRIJZEN OMHOOG KUNNEN 
 
De gemiddelde grondprijs op werklocaties varieert in 2010 van circa € 44 in de provincie Groningen tot circa € 
263 in de provincie Zuid‐Holland per m² kavel, zo blijkt uit de IBIS rapportage van 2011 (figuur 1). De 
gemiddelde minimale grondprijs in Nederland laat een lichte stijging zien; van € 101 in 2008 naar  € 112 per m² 
kavel in 2010. Datzelfde geldt voor de gemiddelde maximale grondprijs. Deze bedroeg in 2008 € 124 en in 2010 
€ 139 per m² kavel. Onderzoek van Van der Krabben en Buitelaar (2011) laat zien dat de grondprijzen op 
bedrijventerreinen in het afgelopen decennium weliswaar zijn toegenomen, maar dat deze stijging bij lange na 
geen gelijke tred hield met de ontwikkeling in de grondprijzen voor woningbouw. 
Kortom, de grondprijzen voor bedrijventerreinen in Nederland zijn laag en de prijsontwikkeling blijft achter bij 
andere vormen van grondgebruik. 
Figuur 1: Gemiddelde minimale en maximale grondprijs per provincie in 2010 (bron: IBIS 2011)
 
 
In de afgelopen jaren bleken prijsverhogingen van bedrijfsgrond niet of nauwelijks invloed te hebben gehad op 
de uitgifte van grond voor bedrijventerreinen. Dit komt doordat de vraag naar bedrijfsgrond niet erg gevoelig is 
voor verschillen in de grondprijzen; de prijselasticiteit is gering (CPB, 1999; Louw et al., 2004). Hoewel de 
laatste jaren de prijzen voor bedrijfsgrond zijn gestegen, lijkt een verdere verhoging aan de orde te zijn om 
bepaalde doelstellingen in het bedrijventerreinenbeleid te bereiken, maar ook om te komen tot 
 
3
marktconforme prijzen. De volgende redenen zouden gemeenten er toe moeten aanzetten een prijsverhoging 
door te voeren: 
1. sturen op kwaliteit; 
2. ontmoedigen van verhuizen en nieuwe uitgiftes; 
3. voeren van een kostendekkende grondexploitatie;  
4. bekostigen van toekomstig beheer en de revitaliseringsopgave. 
 
Ad 1. Sturen op kwaliteit 
Door grondprijzen voor nieuwe terreinen te verhogen en daarbij te differentiëren naar kwaliteit (segmentatie) 
kan beter worden aangestuurd op een gezonde mix van typen bedrijventerreinen in de regio. Daarbij gaat het 
op hoofdlijnen om een onderscheid in functionele, moderne en hoogwaardige bedrijventerreinen. Als de 
prijsverschillen tussen deze terreinen groot genoeg zijn kan er zelfs iets van een ‘natuurlijke selectie’ 
plaatsvinden waarbij bedrijven met een hoge toegevoegde waarde eerder zullen kiezen voor het hoogwaardige 
terrein en bedrijven met een lage toegevoegde waarde op het functionele terrein terecht zullen komen. Een 
dergelijke mix aan terreinen (eventueel wat verder verfijnd op basis van bepaalde karakteristieken, 
bijvoorbeeld ligging nabij luchthaven; ligging aan water) kan alleen op regionaal niveau goed tot stand komen 
en kan zo de concurrentiepositie van de regio helpen versterken vanwege de aantrekkelijke 
keuzemogelijkheden voor ondernemers. 
 
Ad 2. Ontmoedigen van verhuizen en nieuwe uitgiftes 
De verdere veroudering van de bestaande voorraad kan worden tegengegaan door nieuwe uitgiftes (en dus 
ook verhuizingen) te ontmoedigen. Het verhuizen van bedrijven wordt door lage kosten voor bedrijfsgrond 
gemakkelijk gemaakt. Voor ondernemers is het aantrekkelijker om nieuwbouw op een uitgeefbaar kavel te 
realiseren dan te herinvesteren in de bestaande bedrijfshuisvesting. Bovendien zijn bestaande 
bedrijfsgebouwen moeilijk te hergebruiken door andere bedrijven en is de restwaarde van de grond en 
vastgoed voor het vertrokken bedrijf zo laag dat men zich niet bekommert over de achtergelaten locatie. Bij 
(aanzienlijk) hogere grondprijzen zullen ondernemers sneller geneigd kunnen zijn te (her)investeren in hun 
bestaande huisvesting of in ieder geval de beoogde verhuizing nog eens kritisch tegen het licht te houden. 
 
Ad 3. Voeren van een kostendekkende grondexploitatie 
Doordat gemeenten in het verleden een te lage grondprijs hanteerden werden verliezen genomen op de 
grondexploitatie. Het hanteren van lage grondprijzen wordt door gemeenten veelal verklaard vanuit een 
werkgelegenheidsmotief. Dit leidt echter tot een verkapte vorm van staatssteun als die prijzen onder de 
marktprijs liggen; bedrijven mogen niet met publieke middelen worden bevoordeeld bij de aankoop van 
bedrijfsgronden. Overigens gaat in de meeste gevallen dat werkgelegenheidsmotief niet op omdat het veelal 
gaat om regionale verplaatsingen van bedrijven. Een bedrijf kan zich binnen de regio verplaatsen, maar de 
werknemers blijven veelal wonen waar ze zitten.  
 
Ad 4. Bekostigen van toekomstig beheer en de revitaliseringsopgave 
Door veroudering van de bestaande voorraad is er een gigantische revitaliseringopgave ontstaan. In het 
verleden werd geen opslag in de grondprijs werd opgenomen om de beheeropgave te kunnen bekostigen. Voor 
zover dat wel werd gedaan gingen die opbrengsten uit de verkoop van gronden (als er al opbrengsten waren) 
vaak naar andere gemeentelijke projecten dan bedrijventerreinen. Door nu een (aanzienlijk) hogere grondprijs 
te hanteren komen gelden beschikbaar die deels kunnen worden afgeroomd om het beheer van nieuwe 
terreinen te kunnen bekostigen. Daar waar voldoende ruimte zit tussen kostprijs, verkoopprijs en reservering 
voor beheer kan geld worden ingebracht in een op te zetten herstructureringsfonds voor de aanpak van de 
verouderde bedrijventerreinen. 
 
Het idee van een verhoging van de grondprijzen op bedrijventerreinen kreeg in 2008 een eerste sterke impuls. 
Toen pleitte de Commissie Noordanus (THB: Taskforce Herontwikkeling Bedrijventerreinen) voor een verhoging 
van € 10 per m² kavel. Uit onderzoek onder 64 gemeenten (Renes c.s., 2008) kwam naar voren dat 78% van 
 
4
mening is dat de door een dergelijke grondprijsverhoging haalbaar is en niet tot vraaguitval zal leiden. Hierbij 
geven 41 gemeenten aan dat een dergelijke verhoging wel in regionaal verband moet worden besproken.  
De verhoging die door de THB wordt voorgestaan is echter nog aan de lage kant. Er wordt hier opnieuw geen 
rekening gehouden met het reserveren van geld voor het toekomstig beheer van de nieuwe 
bedrijventerreinen. Bovendien is het, gezien de lage prijselasticiteit van bedrijfskavels, de vraag of een 
dergelijke beperkte verhoging ondernemers genoeg aan het denken zal zetten om herinvesteringen op de 
huidige locatie serieus te gaan overwegen.  
 
   
HOE WORDT DE GRONDPRIJS NU VASTGESTELD? 
 
Voor het vaststellen van de grondprijs op bedrijventerreinen worden op hoofdlijnen drie methoden toegepast 
(tabel 1). 
 
Tabel 1: Hoe gemeenten de grondprijs van bedrijfskavels bepalen (bron: Renes c.s., 2008)
 
De meeste gemeenten bepalen de grondprijzen eenvoudigweg door de prijs af te stemmen op de prijs die de 
buurgemeenten voor hun kavels hanteren: de comparatieve of vergelijkende methode. Omdat gemeenten 
onderling concurreren bij het aantrekken van nieuwe bedrijven, is het waarschijnlijk dat de grondprijs voor 
bedrijfsgrond hierdoor zakt (Renes c.s., 2008). 
De kostprijsmethode spreekt voor zich en kent weinig voorstanders. In het verleden heeft de kostprijsmethode 
voor te goedkope bedrijfsgrond gezorgd en daarmee veroudering in de hand gewerkt. Er werd bijvoorbeeld 
geen rekening gehouden met de beheeropgave.  
De derde methode is die van het residueel rekenen. Bij het bepalen van de grondprijs voor woningen, winkels 
en kantoren is het gebruikelijk om met deze methode te werken. De residuele grondprijs komt tot stand door 
de potentiële opbrengsten van de beoogde vastgoedbestemmingen te verminderen met de kosten voor het 
ontwikkelen van de grond en het vastgoed voor de bedrijfshuisvesting (de stichtingskosten). De 
stichtingskosten bestaan uit locatieafhankelijke en locatieonafhankelijke kosten. De eerste zijn kosten die 
onvermijdbaar zijn om te bouwen zoals grondverwerving, ontruiming en het bouw‐ en woonrijp maken. 
Locatieonafhankelijke kosten zijn niet aan de locatie verbonden en kunnen als het ware genormeerd worden, 
zoals kosten voor de aanleg van openbaar groen, verharding en riolering.  
De residuele benadering wordt door lokale overheden over het algemeen complex gevonden als het gaat om 
bedrijventerreinen. Er is namelijk een grote variatie aan bedrijfsgebouwen en vooraf (bij de exploitatieopzet) is 
nog niet bekend wat er gaat komen. In het door hen in 2008 gepubliceerde onderzoek gaat adviesbureau STEC 
in op de nadelen van de methode. Tevens geven ze mogelijke oplossingsrichtingen voor een deel van de 
problemen. Niettemin zijn de meeste gemeenten niet overtuigd van nut en noodzaak van residueel rekenen bij 
bedrijventerreinen. 
 
 
VOORSTEL VOOR EEN NIEUWE METHODIEK 
 
De eerder weergegeven mening van een aantal gemeenten dat een grondprijsverhoging in regionaal verband 
moet worden doorgevoerd is geheel terecht. De markt voor bedrijventerreinen is immers eerst en vooral een 
regionale markt. In lijn met de regels van de ‘Mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen 
bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties’ (EC regel 97/C 209/03) kunnen door de 
 
5
gemeenten in een regio echter geen afspraken worden gemaakt over de te hanteren grondprijzen. Wel kan een 
gezamenlijke methodiek worden ontwikkeld om tot een reële, marktconforme vaststelling van de grondprijzen 
te komen. Op deze manier moeten op een transparante manier grondprijzen tot stand komen. Het is niet de 
bedoeling – anders dan in het verleden – dat in de grondprijs een werkgelegenheidssubsidie zit verborgen. De 
gemeente die bereid is om bedrijven een dergelijke premie te geven zouden dat in een aparte regeling vorm 
moeten geven. 
Bij een dergelijk nieuw, regionaal grondprijsbeleid gelden de volgende uitgangspunten: 
- Het gaat om bedrijfskavels, niet om (grootschalige) detailhandel, niet om kantoren en niet om 
bedrijfswoningen. 
- Elke gemeente in de regio hanteert de prijzen die uit de gekozen methodiek voortkomen als vaste prijzen. 
Deze zijn niet onderhandelbaar tussen gemeente en ondernemer.  
- De opbrengsten die worden gerealiseerd boven de kostprijs worden in een gemeentelijk fonds gestort. Uit 
dit fonds worden de kosten betaald van: 
- het regulier beheer van de bestaande en nieuwe terreinen; 
- en zo mogelijk ook de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. 
- De ontwikkeling van een bedrijventerrein met verwachte opbrengsten die liggen onder de kostprijs 
(ontwikkeling met een begroot verlies) is alleen toegestaan als dat noodzakelijk is om de ontwikkeling 
mogelijk te maken. De gemeente zal het plan vooraf ter goedkeuring aan de Europese Commissie moeten 
voorleggen.  
 
Het voorstel betreft nieuwe, nog door de gemeenten aan te leggen bedrijventerreinen en bedrijventerreinen 
waar nu nog uitgeefbare gronden zijn. Dat heeft als consequentie dat de exploitatie bij bestaande terreinen 
moet worden opengebroken. De daarmee gemoeide hoeveelheid werk is echter te overzien. Bovendien biedt 
dit direct de mogelijkheid een langere looptijd voor de exploitatie te nemen, wat in veel gevallen zal leiden tot 
een realistischer beeld. Nu zijn exploitatietermijnen vaak te kort en dat geldt al helemaal in de huidige 
economische situatie die waarschijnlijk nog een aantal jaren zal voortduren. 
Verder wordt fondsvorming als een belangrijk aspect gezien. Het werd hiervoor al even genoemd. In het 
verleden is het op dit punt met bedrijventerreinen fout gegaan: er waren geen financiële middelen geoormerkt 
voor beheer en onderhoud, wat in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de verouderingsproblematiek. Een 
fonds voor beheer en onderhoud helpt een financiële buffer op te bouwen voor later te maken kosten en geeft 
op deze manier ook zekerheid. Een dergelijk fonds wordt feitelijk door de ondernemers gevoed door het 
bedrag dat zij boven de kostprijs aan de gemeente betalen voor de bedrijfsgrond.  DE Commissie Noordanus en 
de opvolger daarvan, de Commissie Jorritsma, pleiten zelfs voor regionale fondsen, maar dat lijkt op nog niet 
veel draagvlak te kunnen rekenen. Bij voldoende ‘voeding’ zou uit die fondsen ook de herstructurering van 
verouderde bedrijventerreinen kunnen worden gefinancierd. 
 
Gelet op de hiervoor geplaatste kanttekeningen bij de verschillende methodieken wordt hier een aanpak 
voorgesteld die de residuele en de kostprijsbenadering combineert. De grondprijs wordt daarbij opgebouwd uit 
de kostprijs vermenigvuldigt met een opslagfactor die is ontleend aan de residuele waarde die geldt in een 
(grotere) regio en een opslag voor het (beoogde) kwaliteitsniveau van het terrein. Daaraan kan nog een opslag 
voor beheer worden toegevoegd. In formule: 
 
Grondprijs =  
(kostprijs * ophogingsfactor o.b.v. residuele grondwaarden)  
+ opslag voor de gerealiseerde kwaliteit + opslag voor beheer  
 
 
DE COMPONENTEN 
 
 
6
In de kostprijs worden de kosten voor grondontwikkeling opgenomen, zoals verwerving, ontruiming, slopen en 
tijdelijk beheer, bouwrijp maken, bodemsanering en ook de rente en omslagkosten (zoals bovenwijkse 
voorzieningen). 
Om tot marktconforme prijzen te komen kan vervolgens gebruik worden gemaakt van de residuele 
grondwaardeberekening. Weliswaar is op deze methode kritiek te leveren, maar dat ligt wat anders als naar 
grote gebieden zoals een regio of provincie wordt gekeken. Dan zijn dermate veel transacties beschikbaar dat 
een beeld kan worden verkregen van de verhouding tussen de nu gehanteerde prijzen en de marktconforme 
prijzen. Zoals blijkt uit het onderzoek van STEC (2008) kan dat per provincie nogal variëren. Waar in 2008 in de 
provincie Groningen en Noord‐Holland de prijzen sterk omhoog kunnen (respectievelijk met een factor 2,43 en 
2,21) scoren Utrecht, Drenthe, Gelderland en Noord‐Brabant laag (circa 1,1).  
 
De tweede component is de opslag voor de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij kan rekening worden gehouden met 
de volgende indicatoren door daarvoor een vermenigvuldigingsfactor vast te stellen: 
 de ligging van de kavel (zichtlocatie of niet) en  
 het kwaliteitsniveau.  
Voor zichtlocaties wordt doorgaans een prijs gevraagd die 30% ligt boven de prijs voor de overige kavels op het 
terrein. 
Voor wat betreft het kwaliteitsniveau is het meer en meer gangbaar een onderscheid te maken naar 
kwaliteitsniveaus (zie bijvoorbeeld de provincies Limburg, Noord‐Brabant, Gelderland en Overijssel). Op 
hoofdlijnen gaat het om drie typen: functioneel, modern, hoogwaardig. Vanuit het idee van prijs – 
kwaliteitverhoudingen zouden de prijzen voor deze typen terreinen gedifferentieerd kunnen worden. Het 
verschil tussen het laagste niveau, het functionele terrein, en een hoogwaardig terrein bedraagt nu een factor 
1,9. Dat verschil kan veel groter worden gemaakt. Te denken valt aan een factor 3, wellicht zelfs 4. Wel is er 
rekening mee te houden dat in de aanleg (en dus in de kostprijs) al hogere uitgaven worden gedaan om de 
beoogde kwaliteit te realiseren (extensiever gebruik, meer groen, betere infrastructuur, enzovoorts). 
Bijkomend effect van deze uitgesproken prijsverschillen is wellicht dat een haast ‘automatische’ geleiding van 
bedrijven naar het voor hen juiste type terrein ontstaat. Bedrijven met een lage toegevoegde waarde zouden 
(met het oog op de kosten) dan voor een functioneel terrein kiezen en bedrijven met een hoge toegevoegde 
waarde zouden kiezen voor een hoogwaardig bedrijventerrein. 
 
Bij het aspect kwaliteit zijn ook andere dan de hier genoemde opslagen denkbaar. Te denken valt aan een 
verhoging van de kostprijs gerelateerd aan het percentage kantoorvloeroppervlak, het wel of niet in de directe 
nabijheid hebben van een snelweg, de mate waarin men intensief ruimtegebruik toepast, wel of niet gelegen 
zijn in landelijk gebied en dergelijke. Bezien moet worden hoe ver men hiermee wil gaan om te voorkomen dat 
een te complexe berekening van de verkoopprijzen moet worden gemaakt (en de beoogde inzichtelijkheid 
verdwijnt). 
 
De derde component is de opslag om de toekomstige beheeropgave van bedrijventerreinen bekostigen. De 
hoogte van dat bedrag (of van de te hanteren factor) zal nog nader moeten worden onderzocht. Het lijkt 
logisch dat ook hier sprake zal zijn van verschillen tussen de drie onderscheiden hoofdtypen van 
bedrijventerreinen. Belangrijk is dat dit deel van de middelen, maar beter nog de gehele opbrengst uit de 
verkoop van grond op bedrijventerreinen, duidelijk wordt geoormerkt voor dat doel. De ontstane problematiek 
rond de veroudering van bedrijventerreinen heeft onder meer te maken met niet duidelijk gemarkeerde gelden 
voor het beheer van bedrijventerreinen en het inzetten daarvan. 
 
Mochten door de hier gevolgde methodiek nog niet genoeg financiële middelen worden gegenereerd om ook 
de kosten van de revitalisering van verouderde bedrijventerreinen te bekostigen, dan kan overwogen worden 
om bij de verkoop van kavels op nieuwe bedrijventerreinen van de ondernemers een bijdrage te vragen die een 
op te zetten (lokaal of regionaal) herstructureringsfonds bedrijventerreinen voedt. In het geval van Fryslân kan 
een bijdrage van 12 euro per m2
 voldoende financiële middelen in zo’n fonds brengen om de kosten van 
financiering af te kunnen dekken. 
 
 
7
 
TOT SLOT 
 
In het traject naar hogere grondprijzen en een (herstructurerings) fonds voor bedrijventerreinen zullen 
bestuurders over de volgende aspecten nog besluiten moeten nemen: 
 De vraag moet worden gesteld of een verhoging van de grondprijzen geleidelijk moet worden doorgevoerd 
of per direct. Met het oog op het genereren van financiële middelen heeft een snelle invoering de 
voorkeur. 
 Tevens moet worden bezien hoe herstructureringsprojecten voorgefinancierd kunnen worden. De 
herstructurering moet immers zo snel mogelijk in gang worden gezet, maar de extra financiële middelen 
uit de verkoop van nieuwe terreinen komt pas geleidelijk aan beschikbaar. 
 
Daarmee is echter nog niet gezegd dat dit een gelopen race is. Ambtenaren en bestuurders zijn moeilijk te 
overtuigen met de hier aangevoerde argumenten. De angst voor verlies aan arbeidsplaatsen zit diep, maar is 
feitelijk niet terecht. Ten onrechte wordt soms ook het argument aangevoerd dat de gemeenten niet de 
middelen hebben om een bedrijventerreinenfonds in het leven te roepen.  De prijsverhoging ten behoeve van 
fondsen wordt echter feitelijk betaald door de bedrijven. Het is een afdracht van bedrijven aan het (regionale) 
fonds en niet een door gemeenten te verrichten betaling die ten laste komt van haar inkomsten. Maar feitelijk 
mag een prijsverhoging niet ter discussie staan: 
- het stemt ondernemers tot nadenken over de noodzaak van een verplaatsing; 
- het voorkomt opnieuw een omvangrijke herstructureringsproblematiek doordat middelen voor beheer 
van terreinen beschikbaar en geoormerkt zijn; 
- het zorgt voor extra financiële middelen om de nu verouderde terreinen weer bij de tijd te kunnen 
brengen. 
 
 
LITERATUUR 
 
- B&A Groep (1998), Vestigingsplaatsfactoren: belang, waardering en knelpunten. Den Haag: Ministerie van 
Economische Zaken. 
- Buck Consultants International (1998), Locatievoorkeur en ruimtegebruik van verhuisde bedrijven. Den 
Haag: Ministerie van Economische Zaken. 
- CPB (1999), De grondmarkt: een gebrekkige markt en een onvolmaakte overheid. Den Haag: SDU 
Uitgevers. 
- IBIS Werklocaties (2011).  
- Van der Krabben, Erwin, en Edwin Buitelaar (2011), Industrial land and property markets: market 
processes, market institutions and market outcomes: the Dutch case. In: European Planning Studies, 
december 2011 (te verschijnen). 
- Louw, E. c.s. (2004, 2009), Planning van bedrijventerreinen. Den Haag: SDU Uitgeverij. 
- Renes, G., A. Weterings en H. Gordijn (2008), De toekomst van bedrijventerreinen: van uitbreiding naar 
herstructurering. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. 
- Segeren, Arno, Barrie Needham en Jan Groen (2005), De markt doorgrond. Een institutionele analyse van 
grondmarkten in Nederland. Den Haag: Ruimtelijk Planbureau. 
- STEC (2005), Bedrijfsruimtegebruikers in beeld. Nijmegen. 
- STEC (2008), Quick scan grondprijzen in de bedrijventerreinenmarkt. Arnhem. 
- VROM (2005), Handreiking Grondtransacties en Staatssteun met achtergrondinformatie over het Europese 
kader. Den Haag. 
 
 

More Related Content

More from Jacques Van Dinteren

2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte
2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte
2015 - Segmentatie van werklocaties - RuimteJacques Van Dinteren
 
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke OrdeningJacques Van Dinteren
 
2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein
2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein
2010 - Gronduitgifte anders - BedrijventerreinJacques Van Dinteren
 
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
 
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO MagazineJacques Van Dinteren
 
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar BestuurJacques Van Dinteren
 
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...Jacques Van Dinteren
 
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...Jacques Van Dinteren
 
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine septemberJacques Van Dinteren
 
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EUJacques Van Dinteren
 
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversieJacques Van Dinteren
 
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NLJacques Van Dinteren
 
2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate Magazine
2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate Magazine2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate Magazine
2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
 
2005 - Rekenen aan werklocaties - Real Estate Magazine
2005 - Rekenen aan werklocaties - Real Estate Magazine2005 - Rekenen aan werklocaties - Real Estate Magazine
2005 - Rekenen aan werklocaties - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
 
2007 - Science parks en universiteiten - Real Estate Magazine
2007 - Science parks en universiteiten - Real Estate Magazine2007 - Science parks en universiteiten - Real Estate Magazine
2007 - Science parks en universiteiten - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
 
2007 - Richtingen in gebiedsontwikkeling - Kwaliteit op bedrijventerreinen - ...
2007 - Richtingen in gebiedsontwikkeling - Kwaliteit op bedrijventerreinen - ...2007 - Richtingen in gebiedsontwikkeling - Kwaliteit op bedrijventerreinen - ...
2007 - Richtingen in gebiedsontwikkeling - Kwaliteit op bedrijventerreinen - ...Jacques Van Dinteren
 
2007 - Enjoy work - Real Estate Magazine
2007 - Enjoy work - Real Estate Magazine2007 - Enjoy work - Real Estate Magazine
2007 - Enjoy work - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
 
2005 - Herstructurering Stadshavens Rotterdam - Property NL
2005 - Herstructurering Stadshavens Rotterdam - Property NL2005 - Herstructurering Stadshavens Rotterdam - Property NL
2005 - Herstructurering Stadshavens Rotterdam - Property NLJacques Van Dinteren
 
2005 - Cultuurhistorisch vastgoed - Real Estate Magazine
2005 - Cultuurhistorisch vastgoed - Real Estate Magazine2005 - Cultuurhistorisch vastgoed - Real Estate Magazine
2005 - Cultuurhistorisch vastgoed - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
 
2005 - Samenwerking tussen Arnhem-Nijmegen en regio Kleve-Emmerich - De Gelde...
2005 - Samenwerking tussen Arnhem-Nijmegen en regio Kleve-Emmerich - De Gelde...2005 - Samenwerking tussen Arnhem-Nijmegen en regio Kleve-Emmerich - De Gelde...
2005 - Samenwerking tussen Arnhem-Nijmegen en regio Kleve-Emmerich - De Gelde...Jacques Van Dinteren
 

More from Jacques Van Dinteren (20)

2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte
2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte
2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte
 
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening
 
2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein
2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein
2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein
 
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
 
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine
 
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur
 
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...
 
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...
 
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september
 
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU
 
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie
 
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL
 
2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate Magazine
2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate Magazine2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate Magazine
2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate Magazine
 
2005 - Rekenen aan werklocaties - Real Estate Magazine
2005 - Rekenen aan werklocaties - Real Estate Magazine2005 - Rekenen aan werklocaties - Real Estate Magazine
2005 - Rekenen aan werklocaties - Real Estate Magazine
 
2007 - Science parks en universiteiten - Real Estate Magazine
2007 - Science parks en universiteiten - Real Estate Magazine2007 - Science parks en universiteiten - Real Estate Magazine
2007 - Science parks en universiteiten - Real Estate Magazine
 
2007 - Richtingen in gebiedsontwikkeling - Kwaliteit op bedrijventerreinen - ...
2007 - Richtingen in gebiedsontwikkeling - Kwaliteit op bedrijventerreinen - ...2007 - Richtingen in gebiedsontwikkeling - Kwaliteit op bedrijventerreinen - ...
2007 - Richtingen in gebiedsontwikkeling - Kwaliteit op bedrijventerreinen - ...
 
2007 - Enjoy work - Real Estate Magazine
2007 - Enjoy work - Real Estate Magazine2007 - Enjoy work - Real Estate Magazine
2007 - Enjoy work - Real Estate Magazine
 
2005 - Herstructurering Stadshavens Rotterdam - Property NL
2005 - Herstructurering Stadshavens Rotterdam - Property NL2005 - Herstructurering Stadshavens Rotterdam - Property NL
2005 - Herstructurering Stadshavens Rotterdam - Property NL
 
2005 - Cultuurhistorisch vastgoed - Real Estate Magazine
2005 - Cultuurhistorisch vastgoed - Real Estate Magazine2005 - Cultuurhistorisch vastgoed - Real Estate Magazine
2005 - Cultuurhistorisch vastgoed - Real Estate Magazine
 
2005 - Samenwerking tussen Arnhem-Nijmegen en regio Kleve-Emmerich - De Gelde...
2005 - Samenwerking tussen Arnhem-Nijmegen en regio Kleve-Emmerich - De Gelde...2005 - Samenwerking tussen Arnhem-Nijmegen en regio Kleve-Emmerich - De Gelde...
2005 - Samenwerking tussen Arnhem-Nijmegen en regio Kleve-Emmerich - De Gelde...
 

2009 - Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk - Openbaar Bestuur