SlideShare a Scribd company logo
1 of 18
Download to read offline
65
m&o 2017 3/4
Samenvatting
Ruimte voor
kennisontwikkeling
Van sciencepark tot innovatiedistrict
Jacques van Dinteren, Paul Jansen en Nick Lettink
Moderne economieën worden gedragen door kennisontwikkeling en innovatie. Ken-
nis is zo belangrijk, dat zij leidt tot wereldomspannende netwerken. Toch blij nabij-
heid van belang. Dat hee geleid tot concentratiepunten: scienceparken, industriële
co-innovatieparken en innovatiedistricten (tezamen: ‘innovation areas’). Die komen
echter alleen tot stand als in de regio aan essentiële voorwaarden kan worden voldaan.
Op de locatie zelf vraagt dat onder meer om een zeer specifiek management; dat is in de
afgelopen drie decennia sterk is geëvolueerd. Het richt zich op gebouwen, maar is zich
in de loop van de tijd veel meer gaan richten op het organiseren van kennisuitwisseling
en creëren van een community. Duidelijk is ook geworden dat een innovation area moet
worden gezien als onderdeel van een regio. Uiteindelijk is juist de regio essentieel, met
daarbinnen een aantal innovation areas. Met dat schaalniveau zijn we ver weg van het
gebouwniveau. Daarmee wordt de betekenis van de specifieke R&D-gebouwen niet
ontkend, maar wordt duidelijk gemaakt dat dit in het geval van innovatieve bedrijven en
kennisinstellingen slechts een element is in een uitermate complex geheel.
Inleiding
Een diensten- en kenniseconomie als die van Nederland hee tal van innovatieve
bedrijven en instellingen die zich bezighouden met data, kennis en informatie, en het
opdoen, onderzoeken en doorgeven daarvan. Voor een groot deel van deze organisaties
volstaat een kantoorgebouw. Als het echter gaat om fundamenteel onderzoek, vooral op
het vlak van de bètawetenschappen, dan worden striktere eisen gesteld.
Een deel van de innovatieve bedrijven hee – met het oog op mogelijkheden voor
samenwerking, uitstraling en kwaliteit van de werkomgeving – behoe e aan specifieke
66
m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties
werklocatieconcepten die daarop inspelen: scienceparken en industriële co-innovatie-
parken.
Dit artikel gaat in op die specifieke concepten en hoe deze zich hebben ontwikkeld
van een vastgoedconcept tot een communityconcept. In de afgelopen twee decennia zijn
bovendien nieuwe concepten opgekomen, die we hier zullen bespreken.
Kenmerken van scienceparken
In de economie van de meeste landen zijn kennisontwikkeling en innovatie essentiële
elementen. Bij een succesvol innovatiebeleid kan niet worden voorbijgegaan aan de
fysieke omgeving die bedrijven – klein en groot – nodig hebben om succesvol te kunnen
werken aan ideeën, kennisgeneratie en kennisuitwisseling gericht op vernieuwende
producten en diensten. Doorgaans betre het speciale gebouwen en gaat het om grote
investeringen, voor zowel kantoren als laboratoria, cleanrooms, kleinschalige (proef)-
productie-eenheden, enzovoort.
Deze kunnen op tal van plekken gedijen, maar economische onderzoekers veron-
derstellen dat een concentratie van dergelijke gebouwen – en feitelijk dus van innove-
rende bedrijven – leidt tot een meerwaarde voor de daarin gevestigde bedrijven. Hoewel
onderzoek naar die effecten nogal wisselende uitkomsten laat zien, hee de veronder-
stelde meerwaarde van clustering geresulteerd in de oprichting van tal van sciencepar-
ken. Aantallen zijn moeilijk te geven, bij gebrek aan een scherpe definitie. Een indicatie
biedt het aantal leden van de International Association of Science Parks and Areas of
Innovation (IASP; zie www.iasp.ws): momenteel circa vierhonderd.
Als het gaat om de clustering van innovatieve bedrijven, dan is het sciencepark re-
latief gezien het oudste concept. Sinds het ontstaan van scienceparken in het begin van
de jaren vij ig van de vorige eeuw zijn er nogal wat uiteenlopende definities gegeven.
Zo legt de IASP sterk de nadruk op het sciencepark als een organisatie van professionals
die zich sterk maken voor de uitwisseling van informatiestromen tussen bedrijven en
kennisinstellingen, die innovatie bij bedrijven bevorderen en die starters en spin-offs
behulpzaam zijn.
Hansson (2004) kijkt daarentegen meer naar de verschijningsvorm en stelt, aan de
hand van uiteenlopende definities, vast dat daarin vrijwel altijd sprake is van de fysieke
nabijheid van een universiteit, van een focus op kennis- en hightechbedrijven en dat er
een organisatie aanwezig is die starters helpt.
Wij zijn voorstander van de definitie van de IASP. Het gaat volgens ons namelijk pri-
mair om het stimuleren van innovatie door goed functionerende netwerken. Vastgoed-
en gebiedsontwikkeling kunnen niet gemist worden, maar zijn daarbij van secundair
belang.
De ontwikkeling van scienceparken is een relatief recent fenomeen: van de Eu-
ropese scienceparken is slechts 4 procent vóór 1980 opgericht; 27 procent kwam in de
jaren tachtig tot stand en de rest daarna (Europese Commissie, 2014). In Nederland is het
67
m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling
beeld niet veel anders. Het Zernike Science Park in de stad Groningen wordt beschouwd
als het eerste Nederlandse sciencepark: het ging begin jaren tachtig van start. Science-
parken zijn vooral een stedelijk en meer nog een grootstedelijk fenomeen. Afgaande op
het ledenbestand van de IASP is slechts 6 procent van de parken buiten een stad gelegen
en is 40 procent te vinden in een stad met meer dan een miljoen inwoners (zie www.iasp.
ws/statistics).
In Europa is twee derde van de scienceparken gelegen op het terrein van een uni-
versiteit en 17 procent bevindt zich op niet meer dan 5 km afstand (Europese Commissie,
2014). Uit eerder onderzoek van de IASP bleek dat wereldwijd in ongeveer 40 procent
van de gevallen de universiteit op of in de directe nabijheid van het sciencepark is
gelegen. Het ontbreken van een duidelijke link met een universiteit kan leiden tot slecht
functioneren (Ratinho e.a., 2007). Slecht functioneren kan overigens ook het geval zijn
als het concept niet serieus wordt genomen en bedrijven zich er vooral vestigen vanwege
het imago en de uitstraling.
Die relatie met de universiteit is overigens niet per se of alleen gebaseerd op een
sterke kennisuitwisseling tussen de kennisinstelling en de in het park gevestigde bedrij-
ven. De beschikbaarheid van allerlei faciliteiten en een pool van studenten (stages) en
afgestudeerden spelen
nadrukkelijk een rol en
lijken soms belangrijker
dan kennisuitwisseling
(Van Dinteren & Pfaff,
2011; Europese Commis-
sie, 2014). Op zich hoe
het niet zo vreemd te zijn
dat een bedrijf voor de kennisuitwisseling en co-innovatie niet gericht is op de naast-
gelegen universiteit. Als het gaat om cruciale kennis of informatie, dan overstijgt dat de
regio van vestiging (Weterings & Ponds, 2007). Door de schaal van Nederland is het ook
niet vreemd dat is vastgesteld dat de relaties tussen universiteit en bedrijven vooral op
nationaal schaalniveau gestalte krijgen (Ponds & Van Oort, 2006).
Toch zijn het die onderlinge relaties tussen bedrijven en kennisinstellingen die
een sciencepark van een regulier bedrijventerrein of kantorenpark onderscheidt. Het
management van een sciencepark – dat er management is, is ook een onderscheidend
kenmerk – zet doorgaans sterk in op die relaties en probeert contacten tussen bedrijven
onderling en tussen bedrijven en kennisinstellingen te bevorderen. Zo ontstaat een
informeel circuit (‘local buzz’) dat leidt tot substantiële positieve effecten bij het creëren
van innovatienetwerken tussen lokale actoren (Capello & Morrison, 2005), al valt er ook
een boek te schrijven over de verschillen van mening op dit punt.
Hoewel het stimuleren van netwerken, samenwerking en kennisuitwisseling essen-
tieel is voor goed functionerend gebiedsmanagement, gaat de aandacht daarbij evenzeer
uit naar het creëren van een community. Daar zouden de netwerken onder kunnen
vallen, maar de community is een wat ‘losser’ gebeuren. Het gaat daarbij om het infor-
Kennis is zo belangrijk, dat zij
leidt tot wereldomspannende
netwerken – toch blij nabijheid
van belang
68
m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties
mele contact tussen medewerkers, het elkaar treffen op seminars, het organiseren van
sportwedstrijden, concerten, enzovoort, en dat alles in een goed ontworpen omgeving
die creativiteit bevordert.
Campussen en ‘non-campussen’
In het voorgaande is kort ingegaan op de relatie tussen sciencepark en universiteit. Een
sciencepark kan zich echter ook ontwikkelen rondom een andere belangrijke kennisin-
stelling; zelfs een bedrijf kan de spil zijn. In dat laatste geval is het beter om te spreken
van een (industrieel) co-innovatiepark.
Waar het kristallisatiepunt bij een sciencepark een universiteit is, is dat bij een co-
innovatiepark een leidend industrieel bedrijf, zoals bij de Biotech Campus Del (DSM),
de Chemelot Campus (DSM, Si ard/Geleen) of de Novio Tech Campus (NXP, Nijmegen).
Feitelijk is de High Tech Campus in Eindhoven, die al snel als een sciencepark wordt
aangemerkt, eveneens als een co-innovatiepark te bestempelen, aangezien het is ont-
staan rondom het NatLab van Philips. Bij het co-innovatiepark staat de samenwerking
(co-innovatie) tussen het leidende bedrijf en andere rondom dit bedrijf gevestigde of te
vestigen bedrijven en instellingen centraal.
Naast deze industriële innovatieparken, die zich allemaal profileren met de naam
campus, zijn de laatste jaren tal van andere campussen tot ontwikkeling gekomen
waarbij van kennisuitwisseling of co-innovatie niet of nauwelijks sprake is. Het leidt
feitelijk tot een devaluatie van het begrip, ter wille van – in onze ogen – goedkope en
weinig creatieve marketing. Deze ruime uitleg van het begrip campus lijkt typisch voor
Nederland. Nederlandse marketeers, vastgoedontwikkelaars en gemeenten hebben daar
min of meer een eigen betekenis aan gegeven, want in het buitenland wordt de term
eerst en vooral gebruikt voor een universiteitsterrein, doorgaans met huisvesting voor
studenten en staf.
In Nederland is het begrip campus door onduidelijke omstandigheden – of het moet
die van marketing zijn geweest – min of meer gaan samenvallen met een sciencepark.
Het is echter de vraag of bijvoorbeeld de Dairy Campus (ontmoetingsplek voor de zui-
velindustrie), KNVB-campus (spor raining) en recentelijk een campus voor de ontwik-
keling van financiële techniek de kern van het idee raken. Als we van alles zo maar een
campus gaan noemen, hoe moet het voor de buitenstaander dan duidelijk zijn dat het
een ontwikkeling betre die gericht is op innovatie?
Wij willen de term gereserveerd zien voor serieuze, op innovatie gerichte ontwikke-
lingen. Een goed voorbeeld gee de provincie Gelderland. In haar nieuwe economische
beleidsnota gebruikt de provincie de term, maar definieert deze duidelijk en gee tege-
lijkertijd aan met die aanduiding selectief te willen omspringen: ‘Campussen zijn een
fysiek kristallisatiepunt van het provinciaal economische beleid. Een aanjager van het
ecosysteem in de stuwende sectoren. In onze filosofie zijn er in Gelderland maar een be-
perkt aantal campussen. Voor ons is een campus een fysieke locatie met hoogwaardige
69
m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling
vestigingsmogelijkheden, gedeelde faciliteiten en een actieve open innovatie omgeving
waar startende en gevestigde bedrijven elkaar ontmoeten en inspireren. Er is sprake van
minstens één inspirerende en gerenommeerde kennisdrager. Deze kennisdrager bepaalt
in belangrijke mate de thematische profilering van de campus’ (Provincie Gelderland,
2016).
Werkomgeving
Terwijl tijdens de opkomst van de scienceparken vaak de nadruk lag op de fysieke ont-
wikkeling, is men zich gaandeweg gaan realiseren dat scienceparken een geheel andere
aanpak vragen. Ongeveer twee decennia terug werd het adagium ‘brains, no bricks’ geïn-
troduceerd. Dit ze e zich af tegen een sciencepark als louter vastgoedontwikkeling. Dit
neemt overigens niet weg dat de gebouwde omgeving nog steeds van vitaal belang is om
het proces van creativiteit, interactie en innovatie te stimuleren (Van Dinteren & Keeris,
2014). Het belang hiervan neemt zelfs toe, nu men zich realiseert dat een aantrekkelijke
(fysieke) werkomgeving bijdraagt aan creativiteit en concurrentievermogen. Hierbij
zouden we een onderscheid kunnen maken tussen voorzieningen voor medewerkers en
faciliteiten voor bedrijven.
Het delen van faciliteiten voor de bedrijven, waarmee men tevens hoopt op ken-
nisdeling en synergie, is een belangrijke reden waarom bedrijven zich in een co-inno-
vatiepark of sciencepark vestigen; belangrijker nog dan de feitelijke samenwerkings-
mogelijkheden met de universiteit zelf, zo bleek uit onderzoek onder in Nederlandse
scienceparken gevestigde ondernemers. Naast de aanwezigheid van een jonge studen-
tenbevolking spelen vooral de beschikbaarheid van informatiesystemen, laboratoria en
cleanrooms een rol (Van Dinteren & Pfaff, 2011).
Waar het gaat om voorzieningen voor medewerkers (inclusief de ambiance gecre-
eerd door gebouwen, gebouwinrichting en ‘landscaping’) wordt door het management
de volgende redeneerlijn gevolgd: als werknemers plezier hebben in hun werk, werken ze
beter. En als ze beter werken, hee dat positieve effecten op de productiviteit en creati-
viteit. Uiteindelijk leidt dat tot betere resultaten voor het bedrijf.
Ruim twee derde van de ondernemers in Nederlandse scienceparken is het (he-
lemaal) eens is met de stelling dat, ‘gezien de toenemende krapte op de arbeidsmarkt
voor hoogopgeleiden, het essentieel is dat een sciencepark een optimale werkomgeving
biedt’ (Van Dinteren & Pfaff, 2011). Daarbij gaat het om uitgebreide voorzieningen (zoals
winkels, een kapper, horeca of fitness) en een aantrekkelijk vormgegeven park met
recreatiemogelijkheden (zoals wandel- en hardlooproutes, en ontmoetingsplekken). Een
concept als Enjoy Work gaat dan ook niet in de eerste plaats over de doelgroep, maar
over het creëren van een dergelijk stimulerend werkklimaat (zie www.enjoy-work.com;
Van Dinteren, 2007).
70
m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties
Succesfactoren
Door het geheel eigen karakter van scienceparken en co-innovatieparken zijn de opzet
en het bewaken van de kwaliteit ervan geen eenvoudige zaak. Zo hadden het TU Del
Science Park (voorheen Technopolis) en het Zernike Science Park in de stad Groningen
nu niet direct een vliegende start. Het Health Technology Park in Veldhoven lijkt zelfs
voorlopig niet tot stand te komen. Bovendien is er ‘verborgen falen’: uit onderzoek blijkt
dat – hoewel verschillend per park – in Nederlandse scienceparken een zeer groot aantal
bedrijven is gevestigd die niet echt tot de doelgroep behoren (Van Dinteren & Pfaff,
2011). Als de ontwikkeling niet snel genoeg gaat, is men blijkbaar soepel met het toelaten
van bedrijven.
Wat moet dan in ieder geval gebeuren om van een sciencepark een succes te maken?
Een analyse van papers die zijn gepubliceerd tijdens IASP-conferenties in de afgelopen
jaren brengt uitkomst. Op basis van de opgedane ervaringen hebben de verschillende
auteurs de succesfactoren bij het opze en van een sciencepark of een co-innovatiepark
in beeld gebracht. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen regionale factoren
– die vaak een gegeven vormen waar de ontwikkelaar weinig of geen invloed op kan
uitoefenen – en factoren die het park zelf betreffen.
Belangrijke regionale factoren of voorwaarden zijn in de eerste plaats een goed
functionerend netwerk van innovatieve/creatieve bedrijven en instellingen, met een
cultuur van intellectuele interactie, creativiteit en ondernemerschap, en een goed
functionerende arbeidsmarkt van kenniswerkers. Ook een aantrekkelijke woon- en
leefomgeving om deze
hoogopgeleiden te kun-
nen aantrekken en reeds
gevestigde kenniswerkers
te kunnen vasthouden,
is van belang. Uiteraard
speelt de aanwezigheid
van hoger onderwijs, uni-
versiteiten en andere ken-
nisinstellingen een rol.
Tot slot moet de beschikbaarheid van financieringsbronnen voor de innovatieve
bedrijven worden genoemd, want vaak hebben ze voor hun producten een lange ontwik-
keltijd nodig. Dat vraagt om specifieke financiële arrangementen (bijvoorbeeld aangebo-
den door samenwerkende regionale banken), evenals toegang tot andere financierings-
bronnen (zoals innovatiefondsen). De essentiële samenwerking tussen voornoemde
bedrijven, overheden en instellingen, inclusief de opstelling van de bevolking, wordt ook
wel aangeduid als de ‘quadruple helix’.
Aan het succes van het park zelf ligt eveneens een aantal factoren ten grondslag.
Allereerst moet aan de ontwikkeling een gedegen marktonderzoek voorafgaan (dat om
de ongeveer vijf jaar moet worden geactualiseerd). Op basis daarvan wordt een aan-
De oudere generatie
scienceparken is toe aan
herontwikkeling, met meer
nadruk op netwerken
en community
71
m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling
sprekend concept gekozen en komt een langetermijnstrategie tot stand. Dit zorgt voor
een heldere profilering van het terrein. Het management draagt zorg voor een strikte
toelatingsstrategie en moet daaraan vasthouden.
Een andere succesfactor is het gebiedsmanagement. Deze gebiedsontwikkeling
onderscheidt zich van die van een regulier bedrijventerrein, doordat de contacten met
de gevestigde bedrijven niet stoppen na vestiging van het bedrijf, maar dan juist pas
van start gaan. Een sciencepark of een co-innovatiepark hee dan ook professioneel
management, dat onder meer zorgdraagt voor kwalitatief hoogwaardige huisvesting en
het concrete aanbod van faciliteiten als laboratoria, cleanrooms en testfaciliteiten.
Op sommige parken wordt veel aandacht besteed aan de opzet en het management
van ‘incubator centers’, vanuit het idee dat daar de toekomstige ‘bewoners’ van het park
vandaan zullen komen. Het management zorgt er ook voor dat de gevestigde bedrijven
uitstekend kunnen functioneren, door een zeer breed dienstenpakket te bieden. Dat kan
bestaan uit toegang tot financieringsbronnen, management- en marketingadviezen,
ontwikkelen van innovatiestrategieën en het met elkaar in contact brengen van onder-
nemers. Daarnaast is het organiseren van bijvoorbeeld seminars, trainingen en infor-
mele bijeenkomsten van belang. In sommige parken worden er – vanuit het idee van het
scheppen van een creatieve omgeving – evenementen, concerten, tentoonstellingen en
ludieke acties georganiseerd.
Op het niveau van de parken zelf is een werkomgeving vereist die creativiteit en
innovatie stimuleert. De eerdergenoemde diensten spelen daarbij een rol. Daarnaast
gaat het om de aanwezigheid van consumentenvoorzieningen, de architectuur en de
‘landscaping’. Er moet een stedenbouwkundig totaalconcept zijn en een coördinerend
stedenbouwkundige die toeziet op de architectuur van de individuele gebouwen. Gezien
de langetermijnplanning is flexibiliteit in het concept van groot belang. Dat betre
vooral het stedenbouwkundig plan en niet de doelgroep. Door een duidelijke keuze voor
doelgroepen en een bepaald (duurzaam) concept, dient vervolgens door het manage-
ment en alle stakeholders zorg te worden gedragen voor een onderscheidende identiteit.
Deze krijgt gestalte in onder meer de naam en het logo, en dient consequent door alle
betrokkenen te worden uitgedragen.
Overzien we het voorafgaande, dan kan een en ander worden weergegeven in een
model (zie figuur 1). De verschillende onderdelen zijn herkenbaar, maar de onderlinge
samenhang wordt nu ook duidelijk. Dit model geldt zowel voor scienceparken als voor
co-innovatieparken, en tevens voor de hierna te beschrijven innovatiedistricten. Deze
drie kunnen worden gevat onder de noemer innovation areas.
Innovatiedistricten en innovation areas zijn de nieuwste loten aan de stam van op
innovatie gerichte gebieden. In het vervolg van dit artikel zullen we op deze recente ont-
wikkelingen ingaan en laten zien wat de consequenties zijn voor gebiedsmanagement.
72
m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties
Figuur 1. Aanzet voor een conceptueel model van innovation areas.
Nieuwe ontwikkelingen: schaalvergroting en innovatiedistricten
Het concept sciencepark is niet statisch. Gegeven de aard van de bedrijvigheid en instel-
lingen waar het zich op richt, mag dat ook niet verwacht worden. Werd tot het begin van
deze eeuw het concept vooral nog gezien als een standalone-activiteit en vaak primair
als een vastgoedontwikkeling, nu wordt het sciencepark veel meer beschouwd als een
concentratiepunt in een innovatieve regio; als een soort van binnenstad. Dat leidt ertoe
dat er nu meer aandacht is voor de inbedding in die regio. Daarmee wordt tevens in ster-
Regionale innovatiekracht
concurrentiepositie, welvaart, welzijn
Sciencepark, industriële campus, innovatiedistrict
Park-
management
diensten,
faciliteiten,
seminars,
verbinden,
community,
werkomgeving,
toelatingsbeleid,
beveiliging, enz.
Netwerken
kwaliteit van kennis en informatie, massa, mate van
openheid, inbedding in regionale én globale netwerken,
industriële verscheidenheid, reputatie, talent, enz.
Fysieke structuur
R&D-gebouwen, laboratoria, overig vastgoed
Infrastructuur
wegen, ontsluiting, intranet, internet, landscaping, enz.
Quadruple
helix
overheid
kennisinstellingen
bedrijven
bevolking
Innovatieregio
goed functionerend netwerk van innovatieve/creatieve bedrijven, goed functionerende arbeidsmarkt
van kenniswerkers, aantrekkelijke woon- en leefomgeving, aanwezig hoger onderwijs en kennisinstellingen,
beschikbare financieringsbronnen
73
m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling
kere mate het belang van de ontwikkeling van innovatieve netwerken benadrukt, met
het sciencepark als ‘centrum’.
Doordat scienceparken tegen de grenzen van de groei aanliepen, zijn veelal elders
in de regio ‘filialen’ tot ontwikkeling gekomen, wat de netwerkvorming nog verder
benadrukt. Onder de leden van de IASP hee één op de drie leden twee of meer locaties.
In Nederland zien we vergelijkbare tendensen. Utrecht Science Park is het eerste met
een satellietlocatie in Bilthoven (formele samenwerkingsovereenkomst eind 2017), die
overigens wel een andere eigenaar hee . Ook wordt bijvoorbeeld nagedacht over de mo-
gelijkheden om activiteiten op het vlak van life sciences (bedrijven; scienceparken) op de
as Oss/Schaijk-Nijmegen beter te koppelen, af te stemmen en te promoten.
In het licht van diezelfde schaalvergrotingsprocessen komt de laatste jaren het
begrip innovation area op. Dat kan worden opgevat als een innovatiegerichte regio. Om
onduidelijkheid in terminologie te voorkomen, reserveren we de aanduiding innovation
area als een overkoepelende term voor scienceparken, innovatieparken en innovatie-
districten (zie hierna).
Binnen een innovatiegerichte regio zijn doorgaans diverse kristallisatiepunten te
vinden als industriële co-innovatieparken en scienceparken. Belangrijk is vooral dat ook
hier weer sprake is van overkoepelend management. In ons land is de regio Eindhoven
een goed voorbeeld (zie figuur 2). In het buitenland zijn Amata Science City in Thailand
en Ann Arbor SPARK in Amerika voorbeelden op regionale schaal.
Figuur 2. De regio Eindhoven als innovatiegerichte regio.
University
Campus
Brainport
Industries
Campus
Strijp
ASML
Campus
High Tech
Campus
High Tech
Automotive
Campus
74
m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties
Naast co-innovatieparken en scienceparken komen sinds enkele jaren ook innovatie-
districten sterk in de belangstelling te staan, na eerst vooral in de Verenigde Staten te
zijn aangeslagen. Met een kleine aanpassing kunnen we de definitie van Sanz (2016)
voor een innovation area gebruiken voor die van een innovatiedistrict: ‘A designated
zone with its own specific management team, whose main objectives include economic
development via the promotion and a raction of selective innovative business for which
specific services are provided or made available, and that may also include residential
and cultural zones or facilities, or be embedded in urban spaces having such facilities,
and with which the economic aspects of the area of innovation interact.’
Net als bij de andere concepten is bij een innovatiedistrict is het management
van groot belang, maar functiemenging is hier een relatief nieuw element. De link met
een universiteit kan minder sterk zijn, maar kan deels worden ondervangen door een
dependance. Een bekend voorbeeld is het Boston Innovation District, dat een oppervlak
hee van ongeveer 150 ha (zie o.a. Rodriguez, 2015). Interessant is de mogelijkheid om
een dergelijke ontwikkeling te laten samenvallen met de herontwikkeling van een wijk
of stadsdeel. Boston en 22@Barcelona (zie www.22barcelona.com) zijn daarvan aanspre-
kende voorbeelden.
Het innovatiedistrict zal het sciencepark niet vervangen en moet worden gezien als
een nieuw concept, naast dat van sciencepark en industrieel co-innovatiepark.
Evolutie van gebiedsmanagement
Zoals gezegd, lag in de beginfase van veel scienceparken de nadruk soms sterk op het
vastgoed. Dit gee aan dat in de loop der jaren het concept aan veranderingen onderhe-
vig is geweest. Ook de beschreven schaalvergroting is daarvan een uiting. Het is dus niet
verwonderlijk dat ook het management van dit type op innovatie gerichte werkgebieden
de nodige veranderingen hee ondergaan (zie figuur 3). De aûeelding schetst een ideaal-
typisch beeld en laat vooral zien dat veel meer nadruk is komen te liggen op netwerken
en (daarmee) op de regionale inbedding van een innovation area.
Wat in de rechterkolom is aangegeven, valt veelal nog onder de noemer gebiedsma-
nagement, maar het takenpakket van het management is in de loop van de tijd veel bre-
der geworden of kan breder worden opgepakt. Waar het management aanvankelijk nog
sterk de nadruk legde op de zorg voor het vastgoed, werd dat al vrij snel gecombineerd
met het beschikbaar stellen van diensten en faciliteiten, wat weer werd gevolgd door het
willen creëren van een community in de innovation area.
De volgende stap – nogmaals: in een ideaaltypisch proces – is niet alleen het verbin-
den van de mensen die in de innovation area werkzaam zijn, maar ook van de bedrijven.
Matchmaking, seminars en ondersteuning bij octrooiaanvragen zijn zaken die we in het
dienstenpakket van het uitgebreide management terugvinden.
In sommige innovation areas gaat het al weer een stap verder en wordt vanuit
het management serendipiteit gestimuleerd. Dat komt ruwweg neer op de vraag: hoe
75
m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling
kunnen mensen met verschillende achtergronden bij elkaar worden gebracht en met
elkaar samenwerken, zodat de kans toeneemt dat een niet-gezochte vondst (serendipi-
teit) wordt gedaan: nieuwe inzichten of (uiteindelijk) nieuwe producten. Een specifiek
gebouw kan dit ondersteunen. Een dergelijk gebouwconcept doet vaak denken aan
formules zoals Seats2Meet, waarbij flexibele, ludiek ingerichte ruimtes met allerlei voor-
zieningen en korte huurtermijnen creatievelingen, zzp’ers en anderen ter beschikking
staan (Van Dinteren, 2010; Van Dinteren & Van der Krabben, 2011).
Een voorbeeld van een dergelijke formule is de NetWork Oasis op het Joensuu
Science Park (Finland). Vanuit het idee van serendipiteit wordt dat concept extra inte-
ressant in combinatie met een methode waarbij het management wat betre karakter
en achtergrond van elkaar verschillende onderzoekers en productontwikkelaars bij
elkaar brengt. Dat gaat via een stapsgewijs proces met onder meer trainingskampen en
Figuur 3. Ideaaltypische ontwikkeling van het scienceparkconcept.
Hoofdthema's Concept Type management
vastgoed sciencepark vastgoedmanagement
+ diensten sciencepark + + parkmanagement
+ community building sciencepark ++
+ netwerkmanagement
+ netwerken
op het park
sciencepark
in de regio
+ serendipitymanagement
+ regionaal netwerk innovatiedistricten/satellieten
+ hubsmanagement+ globaal netwerk
innovatieve regio
in de wereld
tijd
76
m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties
werksessies, op grond waarvan teams worden geformeerd die zich gaan richten op de
ontwikkeling van een nieuw product (zie Kakko, 2013).
Deze manier van werken – het bij elkaar brengen van verschillende ‘geesten’ – hee
gevolgen voor de wijze van management (zie tabel 1). Het projectmanagement verdwijnt
daarmee echter niet van tafel. De tabel laat zien dat het erbij betrekken van de netwerk-
vorming, en dan vooral vanuit de invalshoek serendipiteit, andere en extra vaardighe-
den vraagt van gebiedsmanagers en betrokkenen.
In lijn met de genoemde ruimtelijke schaalvergrotingsprocessen, hee de gebieds-
managementorganisatie ook meer aandacht voor relaties met bedrijven en kennis-
instellingen die buiten het park, in de regio, zijn gevestigd. Het is bovendien niet vreemd
dat met de nu ter beschikking staande informatie- en communicatietechnologie het
management van een innovation area, in samenwerking met al in het gebied geves-
tigde internationaal opererende bedrijven en kennisinstellingen, soms ook de stap zet
naar participatie in wereldomspannende netwerken. Uiteenlopende typen innovation
areas worden ‘innovation hubs’, als antwoord op de voortschrijdende globalisering; een
kennisuitwisseling op mondiaal niveau. In die globalisering kan Europa bijvoorbeeld
haar positie versterken, door een sterkere samenwerking tussen innovation areas met
eenzelfde signatuur binnen en buiten Europa.
De manier waarop het management feitelijk gestalte krijgt, loopt sterk uiteen; er is
niet één bepaald model. Het lijkt erop dat elke innovation area een eigen variant hee .
De gekozen vorm is sterk a ankelijk van betrokken partijen en gekozen accenten. Om
met die accenten te beginnen: op hoofdlijnen komt dat neer op een onderscheid in infra-
structuur, gebouwen en faciliteiten, en daarnaast op niet-fysieke zaken als community-
building, netwerkvorming, enzovoort. Dat vraagt om medewerkers met zeer uiteenlo-
pende achtergronden.
Kijken we naar de betrokken partijen, dan komen lokale overheden, universiteiten
en private (vastgoed)partijen het meest in beeld (Europese Commissie, 2014). Dat kan bij-
Tabel 1. Verschillen tussen projectmanagement en management van serendipiteit (Kakko, 2013).
Characteristic Project management Serendipity management
approach project journey/exploration
type of innovation directional intersectional
organisation fixed in the beginning flexible
focus effective process best possible result
structure closed innovation open innovation
mission goal decided in the beginning vision decided in the beginning
competence search while defining the project training camp approach
resources, time schedule fixed flexible
management style command and control connectivity and collaboration
77
m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling
voorbeeld leiden tot een joint venture tussen een universiteit en een belegger, zoals dat
aanvankelijk bij het Oxford Science Park aan de orde was. Het gebiedsmanagemen eam
is klein van omvang, hee specifieke experts en besteedt vooral veel uit. Het Surrey Re-
search Park is geheel in handen van de universiteit die de ontwikkeling financieel hee
opgestart, door eerst een grote kavel te verkopen aan een groot, toonaangevend bedrijf
(waarna alles verder werd verhuurd). Het management is hier opgedeeld in drie afdelin-
gen: een voor vastgoed, een ander voor ‘technology transfer’ en businessmanagement
(de netwerken), en een meer algemene afdeling die zich richt op planning, marketing,
toelatingsbeleid en financieel management.
In Nederland zien we soms twee typen organisaties ontstaan: een organisatie die zich
meer met de fysieke aspecten bezighoudt en een organisatie die veel meer gericht is op
netwerkvorming en aanpalende zaken. Zo is de grond van het Amsterdam Science Park
in handen van drie verschillende partijen – die overigens niet in een enkele organisatie
zijn ondergebracht – en is er een stichting actief die het management van het niet-fysieke
aspect gestalte gee . In die stichting nemen de grondeigenaren overigens wel deel.
In Utrecht is de universiteit de eigenaar die de gronden in erfpacht uitgee , naast
de gronden die in bezit zijn van het medisch centrum. De Stichting Utrecht Science Park
richt zich daarbij primair op de netwerkaspecten (inclusief samenwerkingsverbanden
in de regio), het bieden van faciliteiten aan startende ondernemers, het acquireren van
bedrijvigheid, het promoten van het park en het verbeteren van voorzieningen en leef-
baarheid.
Campus Groningen is een van de gebieden waar het management zich de afgelopen
jaren sterk hee gericht op het aantrekken van kennisintensieve entiteiten en het facili-
teren van netwerkvorming en faciliteiten gericht op het aantrekken van bedrijvigheid en
leeûaarheid.
Ontwikkeling van Campus Groningen
Een van de bekendste en oudste campussen in Nederland is het Zernikecomplex of de Zer-
nike Campus Groningen. De Zernike Campus is eind jaren zestig ontstaan aan de noordelijke
rand van de stad Groningen – toen nog geen hedendaagse campus maar een universiteits-
terrein. Het was de bedoeling om hier op termijn alle activiteiten van de Rijksuniversiteit
Groningen (RUG) te concentreren. De eerste gebouwen op de campus waren voor onderzoek
en onderwijs in natuurwetenschappen en techniek. Door vestigingskeuzes in de jaren daarna
ontstonden drie concentratiegebieden voor de universiteit: de Zernike Campus, het gebied
rond het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en het centrum van de stad.
Op de Zernike Campus vestigden zich op natuurlijke wijze kennisintensieve bedrijven en
spin-offs van de universiteit. Later vestigde ook de Hanzehogeschool Groningen (HG) zich er.
Het gebied bestaat nu uit drie delen: het universiteitsterrein, het terrein van de hogeschool
en het Zernike Science Park. Zo ontstond aan de rand van de stad een ecosysteem voor
78
m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties
intensieve publiek-private samenwerking met kennisinstellingen, tal van bedrijven en voor-
zieningen als het Innolab Chemie Groningen, het Zernike NanoLab Groningen, het Energy
Transition Centre EnTranCe, de Energy Academy Europe, incubator Cube050 en de Zernike
Advanced Processing faciliteit. Daarmee krijgt de Zernike Campus inmiddels een steeds
duidelijker profiel met focus op energie, chemie, life sciences en big data.
De sturing van de campus op deze specifieke kennisgebieden is in de loop der jaren ontstaan
door de aanwezige kennis in het vestigingsgebied en het ontwikkelen van gerichte groei,
bijvoorbeeld door een focus aan te brengen in de selectie van organisaties die op de campus
zijn gehuisvest. Zij zijn bereid om kennis te delen en moeten, als voorwaarde om toe te tre-
den, meerwaarde bieden aan gevestigde en toekomstige organisaties.
Tegelijkertijd is aan de oostkant van de stad, rond het UMCG en de medische faculteit, de
Healthy Ageing Campus Netherlands ontstaan, met een R&D-focus op gezond ouder worden.
Ook hier is sprake van intensieve publiek-private samenwerking tussen kennisinstellingen,
overheden en bedrijven, in dit geval wat betre medische technologie, imaging, geneesmid-
delen en tevens life sciences en big data. Voorzieningen zijn hier een R&D-Hotel, Lifelines
(een onderzoeksprogramma dat de gezondheid van 166.000 inwoners van Noord-Nederland
volgt over een periode van dertig jaar) en een Competence Center for Personalised Health.
Onlangs is besloten deze twee campussen aan te sturen als een enkel ecosysteem voor
publiek-private samenwerking. In het verlengde van het voorgaande kan dit worden gezien
als een koppeling van twee innovatiedistricten. Campus Groningen is hiermee een van de
grootste en belangrijkste campussen van Nederland, met 181 bedrijven, 3 kennisinstellingen
(RUG, UMCG en HG) en 45.000 studenten. Een dergelijke ontwikkeling richting gezamenlijk
ecosysteem zien we ook in bijvoorbeeld Eindhoven en Utrecht.
Meer focus, schaalvergroting, professionalisering van gebiedsmanagement, het gericht
acquireren van bedrijven en het aantrekken van grote investeringsfondsen zorgen voor de
natuurlijke groei van het ecosysteem ‘Campus Groningen’. In de praktijk zien we deze ont-
wikkeling terug in een aantal kenmerken.
— Organisaties die zich willen vestigen binnen deze campus, moeten een meerwaarde
bieden aan andere organisaties waardoor samenwerking en natuurlijke groei gesti-
muleerd worden. Indien aantrekkelijk bevonden, zorgt de campus voor het maximaal
faciliteren van deze organisaties, bijvoorbeeld wat betre huisvesting en financiering.
Dit vereist een streng toelatingsbeleid en een lange adem.
— Stimuleren van gecombineerd gebruik van diverse faciliteiten voor eindgebruikers
(zoals vergaderfaciliteiten, sportvoorzieningen en restauratieve voorzieningen) en
organisaties (zoals vergaderfaciliteiten, onderzoekslaboratoria en huisvesting).
— Aanwezigheid van een actief programma ter stimulering van de samenwerking tussen
bedrijven en instellingen en de universiteit, gericht op de ontwikkeling van nieuwe
producten, procesoptimalisatie en (B2B-)marketing.
— Verzorgen van ‘pitchdagen’ voor wetenschappers en onderzoekers bij bedrijven en
instellingen, om deze werelden dichter bij elkaar te brengen en verbinding te zoeken
door fundamentele en toegepaste vragen bij elkaar te brengen en de kans op praktische
toepassingen toeneemt.
79
m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling
— Aanstellen van een ‘dean of industry relations’ ofwel een verbinder die proactief zoekt
naar (en voor) personen en bedrijven die de campus aantrekkelijker maken.
Het samenbrengen van de benodigde gebouwen, faciliteiten en activiteiten om elkaar te
ontmoeten, zorgt voor een grote aantrekkingskracht van Campus Groningen en is daarmee
een katalysator voor de groei van organisaties, onderzoekinstellingen en voor de campus
zelf als ecosysteem met een significant economisch effect op stad en regio. Hierbij kan on-
derscheid worden gemaakt tussen het realiseren van de benodigde fysieke omgeving en het
samenbrengen van de verschillende partijen om kennis te ontwikkelen en kennis te delen.
Kenmerkende investeringen, gericht op de fysieke omgeving, zijn onder andere de rea-
lisatie van huisvesting, infrastructuur, hightech laboratoria, omgevingen om elkaar te
ontmoeten en kennis te delen, maar ook omgevingen om te ontspannen (zoals restaura-
tieve voorzieningen en sportvoorzieningen). Ook het faciliteren van ontmoeting door het
organiseren van kennissessies, pitchdagen en een dean of industry relations zijn van belang
binnen de campus, om nieuwe relaties, kennis en samenwerking tussen wetenschap en
bedrijfsleven te stimuleren.
Wat de ervaringen hebben geleerd
Verschillende typen innovation areas kunnen een bijdrage leveren aan de innova-
tiekracht van een regio. De ervaringen met de ontwikkeling en het management van
scienceparken en co-innovatieparken maken duidelijk dat succes a ankelijk is van een
aantal strikte voorwaarden (zie tabel 2).
Aan dit overzicht willen we een eigen ervaring toevoegen, gebaseerd op wat ini-
tiatiefnemers van innovation areas meer en meer vragen: het idee van ‘market driven
urban development’. Dit concept gaat uit van de noodzakelijkheid van een stevige markt-
basis – waaraan het nogal eens ontbreekt – en tegelijkertijd een integrale, interdiscipli-
naire aanpak.
Nog te vaak wordt bij het opze en van complexe gebiedsontwikkelingen als in-
novation areas volgtijdelijk gewerkt, door verschillende partijen. Conceptontwikkeling
volgt op marktonderzoek, stedenbouwkundige plannen op conceptbeschrijving en pro-
gramma van eisen, enzovoort. Tegenwoordig wordt door steeds meer initiatiefnemers
van innovation areas een integrale en interdisciplinaire aanpak verwacht. Dan kijkt
bijvoorbeeld de stedenbouwkundige al mee bij het marktonderzoek en werkt het gehele
team aan het concept. Een dergelijke werkwijze met een enkel team voorkomt informa-
tieverlies en levert een beter product op. Het leidt tot een korter traject, hogere kwaliteit
en kostenbesparingen.
Een scherpe toetsing van allerlei ideeën en ontwikkelingen, die nu vooral in Neder-
land onder de noemer campus in de markt zijn of worden gezet, zal waarschijnlijk aan-
tonen dat veel van die initiatieven niet aan de genoemde voorwaarden voldoen. Te vaak
80
m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties
is hier sprake van een onrealistische, niet goed onderbouwde droom van een bestuurder,
die de gemeenschap later met hoge kosten achterlaat.
Graag roepen we hier ook in herinnering dat, in tegenstelling tot de ontwikkeling
van een regulier bedrijventerrein, de meeste activiteiten van het management van een
innovation area niet stoppen na de uitgi efase. In de exploitatiefase van innovation
areas is dat management cruciaal. Parkmanagement dat alleen naar het vastgoed- en
assetmanagement kijkt, slaat vandaag de dag de plank volledig mis. Innovation areas
vragen expliciet om de ontwikkeling van een community van medewerkers en het
opze en van netwerken tussen bedrijven en instellingen. Het is de kunst deze ‘zachte’
elementen te combineren met de ‘harde’ kant van het vastgoed.
De financiering van dat vastgoed hee de afgelopen jaren niet direct kunnen reke-
nen op warme belangstelling van de financiële sector, zowel wat betre de bouwfinan-
ciering als het in te brengen vreemd vermogen. Gelet op het rendement of risicoprofiel
van aan R&D gerelateerd vastgoed en in vergelijking met andere vastgoedbeleggings-
categorieën is die terughoudendheid onterecht. Dit vastgoedsegment worstelt – mede bij
gebrek aan goed statistisch materiaal – met het fenomeen ‘onbekend maakt onbemind’
(Van Dinteren & Keeris, 2014).
Positief is in ieder geval dat gewerkt wordt aan een investeringsfonds voor dit speci-
fieke type vastgoed. De Nederlandse Investeringsinstelling (NLII) bekijkt momenteel de
mogelijkheden. Een aantal scienceparken hee al aangegeven vastgoedprojecten in het
fonds te willen onderbrengen. De NLII stree ernaar andere scienceparken en co-inno-
vatieparken bij het fonds te laten aansluiten. Het fonds kan doorgroeien tot minstens
800 miljoen euro.
Tabel 2. Te stellen voorwaarden aan de ontwikkeling en het management van scienceparken en co-innovatieparken.
Regionaal niveau Terreinniveau
goed functionerend netwerk van innovatieve of
creatieve bedrijven en instellingen
goed marktonderzoek, uitmondend in een concept,
visie, strategie en programma van eisen
goed functionerende arbeidsmarkt van kennis-
werkers
aansprekend stedenbouwkundig plan
aantrekkelijke woon- en leefomgeving unieke, onderscheidende identiteit
aanwezigheid van hoger onderwijs, universitei-
ten en andere kennisinstellingen
sterk parkmanagement
beschikbaarheid van financieringsbronnen duidelijke keuze van doelgroep, in combinatie met
toelatingsbeleid
breed pakket aan diensten
actief netwerk
inbedding in regionale innovatiestrategie
faciliterende rol voor de overheid, niet te sterk op
de voorgrond
81
m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling
Tot besluit
Afsluitend willen we, tegen de achtergrond van de geschetste veranderingen, stellen dat
de oudere generatie scienceparken toe is aan een herontwikkeling, met meer nadruk op
netwerken en community, om van daaruit te bezien hoe de fysieke omgeving kan wor-
den geherstructureerd om deze sociale dimensie te bevorderen.
Op hun beurt zullen nieuwe parken en districten van begin af aan een goede combi-
natie moeten zoeken tussen harde en zachte factoren. Ze moeten zijn ingebed in de regi-
onale economie, onderdeel zijn van brede innovatieprogramma’s en vanuit een integrale
managementfilosofie worden aangestuurd. En dat alles in een aantrekkelijke ruimtelijke
se ing met vastgoed, die deze nieuwe manier van werken optimaal faciliteert.
De auteurs danken Jan de Jeu (vicevoorzi er van het college van bestuur van de Rijks-
universiteit Groningen) voor zijn commentaar en waardevolle bijdragen.
Literatuur
Dinteren, J. van (2007). Enjoy work! Als leidend principe. Een nieuw type werklocatie. Real Estate Magazine, 50,
24-29.
Dinteren, J. van (2010). Hoe werken we straks? En waar? Stedebouw en Ruimtelijke Ordening, 4, 40-45.
Dinteren, J. van & Keeris, W. (2014). Innovatie vraagt om investeren in R&D-vastgoed. Real Estate Research Quaterly,
26-34.
Dinteren, J. van & Krabben, E. van der (2011). Het nieuwe werken: meer dan werkplek en inrichting. Real Estate
Magazine, 34-39.
Dinteren, J. van & Pfaff, D. (2011). Science park: innovatie of imago? Real Estate Magazine, 32-37.
Europese Commissie (2014). Se ing up, managing and evaluating EU science and technology parks. Brussel: Europese
Commissie.
Hansson, F. (2004). Science parks as knowledge organisations. The ‘ba’ in action? MPP working paper, No. 15.
Kopenhagen: Copenhagen Business School. Copenhagen.
Kakko, I. (2013). The fundamentals of third generation science park concept. Paper for the UNESCO-WTA
International Training Workshop, Daejeon, Korea.
Ponds, R. & Oort, F. van (2006). Kennishubs in Nederland. Ruimtelijke patronen van onderzoekssamenwerking.
Ro erdam: NAi.
Provincie Gelderland (2016). Werken aan de economie van de toekomst. Arnhem: Provincie Gelderland.
Ratinho, T., Henriques, E. & Maltes, L. (2007). Science parks and business incubators: the Portuguese case. Paper voor
de European Investment Bank.
Roberta, C. & Morrison, A. (2005). An evaluation of the effectiveness of science parks in local knowledge creation:
a territorial perspective. Paper voor de 5th Triple Helix Conference te Turijn.
Rodriguez, H., Congdon, D. & Ampelas, V. (2015). The development of Boston’s innovation district: a case study of
cross-sector collaboration and public entrepreneurship. The Intersector project.
Sanz, L. (2016). Understanding areas of innovation. In A. Nilina, J. Pique & L. Sanz (Eds.), Areas of innovation in a
global world (e-book). IASP.
Weterings, A. & Ponds, R. (2007). Regionale kennisnetwerken en innovatie. Ro erdam: NAi.
82
m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties
AuteursProf.dr.J.vanDinteren directeur/eigenaar van Zjak Consult
te Nijmegen en founding partner van de Innovation Area
Development Partnership. Websites: www.zjakconsult.com en
www.iadp.co. E-mail: zjak.consult@gmail.com.
P.JansenMScis als cities market leader werkzaam bij Arup
te Amsterdam, is eigenaar van Caudata Advies te Nijmegen
en founding partner van de Innovation Area Development
Partnership.
N.Le inkMSc is als workplace strategist werkzaam bij YNNO
te Utrecht.

More Related Content

Similar to 2017 - Ruimte voor kennisontwikkeling - Management en Organisatie

Installatierede Frank Willems regisseren van ondernemende netwerken
Installatierede Frank Willems regisseren van ondernemende netwerkenInstallatierede Frank Willems regisseren van ondernemende netwerken
Installatierede Frank Willems regisseren van ondernemende netwerkenFrank Willems
 
VanVierssenInauguraladdressDelftUniversityofTechnology (inDutch)
VanVierssenInauguraladdressDelftUniversityofTechnology (inDutch)VanVierssenInauguraladdressDelftUniversityofTechnology (inDutch)
VanVierssenInauguraladdressDelftUniversityofTechnology (inDutch)Wim van Vierssen
 
2014 1 mercator novio tech - nl
2014 1 mercator novio tech - nl2014 1 mercator novio tech - nl
2014 1 mercator novio tech - nlSMBBV
 
Brochure Riscc Kennis Voor Creatie
Brochure Riscc Kennis Voor CreatieBrochure Riscc Kennis Voor Creatie
Brochure Riscc Kennis Voor CreatieIIP CREATE
 
[Dutch] Data: Van Innovatie naar Waarde
[Dutch] Data: Van Innovatie naar Waarde[Dutch] Data: Van Innovatie naar Waarde
[Dutch] Data: Van Innovatie naar WaardePrudenza B.V
 
Ecosysteem.pdf: Hoe versnel je innovatie door het bouwen van een ecosysteem? ...
Ecosysteem.pdf: Hoe versnel je innovatie door het bouwen van een ecosysteem? ...Ecosysteem.pdf: Hoe versnel je innovatie door het bouwen van een ecosysteem? ...
Ecosysteem.pdf: Hoe versnel je innovatie door het bouwen van een ecosysteem? ...Rabobank
 
Lifetec Eindhoven8april2008[1]
Lifetec Eindhoven8april2008[1]Lifetec Eindhoven8april2008[1]
Lifetec Eindhoven8april2008[1]marusjkalestrade
 
Themabeschrijving Creatieve Industrie
Themabeschrijving Creatieve IndustrieThemabeschrijving Creatieve Industrie
Themabeschrijving Creatieve IndustrieIIP CREATE
 
Q-People: Life Science edition Standaard
Q-People: Life Science edition StandaardQ-People: Life Science edition Standaard
Q-People: Life Science edition StandaardYassine Hamdan
 
[Pt Wo] Maak Kennis Met De Regio
[Pt Wo] Maak Kennis Met De Regio[Pt Wo] Maak Kennis Met De Regio
[Pt Wo] Maak Kennis Met De RegioMuthing
 
campusontwikkeling: hoe bepaal je de kansen voor een campus in mijn gebied of...
campusontwikkeling: hoe bepaal je de kansen voor een campus in mijn gebied of...campusontwikkeling: hoe bepaal je de kansen voor een campus in mijn gebied of...
campusontwikkeling: hoe bepaal je de kansen voor een campus in mijn gebied of...Wouter van der Burg
 
Cooling Down Magazine EAM2013
Cooling Down Magazine EAM2013Cooling Down Magazine EAM2013
Cooling Down Magazine EAM2013eamcongres
 
2008 sd5 - technasium groot succes op scholen
2008 sd5 - technasium groot succes op scholen2008 sd5 - technasium groot succes op scholen
2008 sd5 - technasium groot succes op scholenHidde Benedictus
 
Link magazine high tech discovery program fancy van de vorst
Link magazine high tech discovery program fancy van de vorstLink magazine high tech discovery program fancy van de vorst
Link magazine high tech discovery program fancy van de vorstFancy van de Vorst - Senders
 
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEF
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEFAuditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEF
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEFBas Douma
 
Bijlage human capital agenda brainport 2020 projecten in de regio's
Bijlage human capital agenda brainport 2020 projecten in de regio'sBijlage human capital agenda brainport 2020 projecten in de regio's
Bijlage human capital agenda brainport 2020 projecten in de regio'sbrainport2020
 

Similar to 2017 - Ruimte voor kennisontwikkeling - Management en Organisatie (20)

Installatierede Frank Willems regisseren van ondernemende netwerken
Installatierede Frank Willems regisseren van ondernemende netwerkenInstallatierede Frank Willems regisseren van ondernemende netwerken
Installatierede Frank Willems regisseren van ondernemende netwerken
 
VanVierssenInauguraladdressDelftUniversityofTechnology (inDutch)
VanVierssenInauguraladdressDelftUniversityofTechnology (inDutch)VanVierssenInauguraladdressDelftUniversityofTechnology (inDutch)
VanVierssenInauguraladdressDelftUniversityofTechnology (inDutch)
 
2014 1 mercator novio tech - nl
2014 1 mercator novio tech - nl2014 1 mercator novio tech - nl
2014 1 mercator novio tech - nl
 
Brochure Riscc Kennis Voor Creatie
Brochure Riscc Kennis Voor CreatieBrochure Riscc Kennis Voor Creatie
Brochure Riscc Kennis Voor Creatie
 
[Dutch] Data: Van Innovatie naar Waarde
[Dutch] Data: Van Innovatie naar Waarde[Dutch] Data: Van Innovatie naar Waarde
[Dutch] Data: Van Innovatie naar Waarde
 
Ecosysteem.pdf: Hoe versnel je innovatie door het bouwen van een ecosysteem? ...
Ecosysteem.pdf: Hoe versnel je innovatie door het bouwen van een ecosysteem? ...Ecosysteem.pdf: Hoe versnel je innovatie door het bouwen van een ecosysteem? ...
Ecosysteem.pdf: Hoe versnel je innovatie door het bouwen van een ecosysteem? ...
 
Lifetec Eindhoven8april2008[1]
Lifetec Eindhoven8april2008[1]Lifetec Eindhoven8april2008[1]
Lifetec Eindhoven8april2008[1]
 
Themabeschrijving Creatieve Industrie
Themabeschrijving Creatieve IndustrieThemabeschrijving Creatieve Industrie
Themabeschrijving Creatieve Industrie
 
Q-People: Life Science edition Standaard
Q-People: Life Science edition StandaardQ-People: Life Science edition Standaard
Q-People: Life Science edition Standaard
 
[Pt Wo] Maak Kennis Met De Regio
[Pt Wo] Maak Kennis Met De Regio[Pt Wo] Maak Kennis Met De Regio
[Pt Wo] Maak Kennis Met De Regio
 
Wikinomics Hbd
Wikinomics HbdWikinomics Hbd
Wikinomics Hbd
 
campusontwikkeling: hoe bepaal je de kansen voor een campus in mijn gebied of...
campusontwikkeling: hoe bepaal je de kansen voor een campus in mijn gebied of...campusontwikkeling: hoe bepaal je de kansen voor een campus in mijn gebied of...
campusontwikkeling: hoe bepaal je de kansen voor een campus in mijn gebied of...
 
Cooling Down Magazine EAM2013
Cooling Down Magazine EAM2013Cooling Down Magazine EAM2013
Cooling Down Magazine EAM2013
 
2008 sd5 - technasium groot succes op scholen
2008 sd5 - technasium groot succes op scholen2008 sd5 - technasium groot succes op scholen
2008 sd5 - technasium groot succes op scholen
 
Link magazine high tech discovery program fancy van de vorst
Link magazine high tech discovery program fancy van de vorstLink magazine high tech discovery program fancy van de vorst
Link magazine high tech discovery program fancy van de vorst
 
Denktank omega 300.000 banen
Denktank omega 300.000 banenDenktank omega 300.000 banen
Denktank omega 300.000 banen
 
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEF
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEFAuditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEF
Auditrapportage Dynamiek Onderweg Coe en CIV okt'14 DEF
 
Bijlage human capital agenda brainport 2020 projecten in de regio's
Bijlage human capital agenda brainport 2020 projecten in de regio'sBijlage human capital agenda brainport 2020 projecten in de regio's
Bijlage human capital agenda brainport 2020 projecten in de regio's
 
Participand_report
Participand_reportParticipand_report
Participand_report
 
Wikinomics en Uneto
Wikinomics en UnetoWikinomics en Uneto
Wikinomics en Uneto
 

More from Jacques Van Dinteren

2011 - Handboek voor waterfrontontwikkeling in kleine en middelgrote steden -...
2011 - Handboek voor waterfrontontwikkeling in kleine en middelgrote steden -...2011 - Handboek voor waterfrontontwikkeling in kleine en middelgrote steden -...
2011 - Handboek voor waterfrontontwikkeling in kleine en middelgrote steden -...Jacques Van Dinteren
 
2005 - Het eigentijdse Nijmegen - Jan Buursink en Jacques van Dinteren (red.)...
2005 - Het eigentijdse Nijmegen - Jan Buursink en Jacques van Dinteren (red.)...2005 - Het eigentijdse Nijmegen - Jan Buursink en Jacques van Dinteren (red.)...
2005 - Het eigentijdse Nijmegen - Jan Buursink en Jacques van Dinteren (red.)...Jacques Van Dinteren
 
Publications by Jacques van Dinteren September 2019
Publications by Jacques van Dinteren   September 2019Publications by Jacques van Dinteren   September 2019
Publications by Jacques van Dinteren September 2019Jacques Van Dinteren
 
2019 - The 4th industrial revolution and science parks - Paper for 36th iasp ...
2019 - The 4th industrial revolution and science parks - Paper for 36th iasp ...2019 - The 4th industrial revolution and science parks - Paper for 36th iasp ...
2019 - The 4th industrial revolution and science parks - Paper for 36th iasp ...Jacques Van Dinteren
 
2019 - The emergence of innovation districts in the UK - Paper for 36th iasp ...
2019 - The emergence of innovation districts in the UK - Paper for 36th iasp ...2019 - The emergence of innovation districts in the UK - Paper for 36th iasp ...
2019 - The emergence of innovation districts in the UK - Paper for 36th iasp ...Jacques Van Dinteren
 
2018 - The university as a catalyst in innovation district development - Pape...
2018 - The university as a catalyst in innovation district development - Pape...2018 - The university as a catalyst in innovation district development - Pape...
2018 - The university as a catalyst in innovation district development - Pape...Jacques Van Dinteren
 
2017 Managing the eco-system - IASP Worls Conference
2017   Managing the eco-system - IASP Worls Conference2017   Managing the eco-system - IASP Worls Conference
2017 Managing the eco-system - IASP Worls ConferenceJacques Van Dinteren
 
2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte
2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte
2015 - Segmentatie van werklocaties - RuimteJacques Van Dinteren
 
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke OrdeningJacques Van Dinteren
 
2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein
2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein
2010 - Gronduitgifte anders - BedrijventerreinJacques Van Dinteren
 
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
 
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO MagazineJacques Van Dinteren
 
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar BestuurJacques Van Dinteren
 
2009 - Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk - ...
2009 - Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk - ...2009 - Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk - ...
2009 - Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk - ...Jacques Van Dinteren
 
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...Jacques Van Dinteren
 
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...Jacques Van Dinteren
 
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine septemberJacques Van Dinteren
 
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EUJacques Van Dinteren
 
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversieJacques Van Dinteren
 
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NLJacques Van Dinteren
 

More from Jacques Van Dinteren (20)

2011 - Handboek voor waterfrontontwikkeling in kleine en middelgrote steden -...
2011 - Handboek voor waterfrontontwikkeling in kleine en middelgrote steden -...2011 - Handboek voor waterfrontontwikkeling in kleine en middelgrote steden -...
2011 - Handboek voor waterfrontontwikkeling in kleine en middelgrote steden -...
 
2005 - Het eigentijdse Nijmegen - Jan Buursink en Jacques van Dinteren (red.)...
2005 - Het eigentijdse Nijmegen - Jan Buursink en Jacques van Dinteren (red.)...2005 - Het eigentijdse Nijmegen - Jan Buursink en Jacques van Dinteren (red.)...
2005 - Het eigentijdse Nijmegen - Jan Buursink en Jacques van Dinteren (red.)...
 
Publications by Jacques van Dinteren September 2019
Publications by Jacques van Dinteren   September 2019Publications by Jacques van Dinteren   September 2019
Publications by Jacques van Dinteren September 2019
 
2019 - The 4th industrial revolution and science parks - Paper for 36th iasp ...
2019 - The 4th industrial revolution and science parks - Paper for 36th iasp ...2019 - The 4th industrial revolution and science parks - Paper for 36th iasp ...
2019 - The 4th industrial revolution and science parks - Paper for 36th iasp ...
 
2019 - The emergence of innovation districts in the UK - Paper for 36th iasp ...
2019 - The emergence of innovation districts in the UK - Paper for 36th iasp ...2019 - The emergence of innovation districts in the UK - Paper for 36th iasp ...
2019 - The emergence of innovation districts in the UK - Paper for 36th iasp ...
 
2018 - The university as a catalyst in innovation district development - Pape...
2018 - The university as a catalyst in innovation district development - Pape...2018 - The university as a catalyst in innovation district development - Pape...
2018 - The university as a catalyst in innovation district development - Pape...
 
2017 Managing the eco-system - IASP Worls Conference
2017   Managing the eco-system - IASP Worls Conference2017   Managing the eco-system - IASP Worls Conference
2017 Managing the eco-system - IASP Worls Conference
 
2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte
2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte
2015 - Segmentatie van werklocaties - Ruimte
 
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening
 
2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein
2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein
2010 - Gronduitgifte anders - Bedrijventerrein
 
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
 
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO Magazine
 
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur
2010 - Effecten grondexploitatiewet - Openbaar Bestuur
 
2009 - Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk - ...
2009 - Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk - ...2009 - Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk - ...
2009 - Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk - ...
 
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...
 
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...
 
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september
2008 - Ruimte is geld - Property NL magazine september
 
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU
2008 - Locatieontwikkeling in Birmingham - Property EU
 
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie
2008 - Oratie bedrijventerreinen als speelveld - webversie
 
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL
2008 - Bedrijventerreinen als speelveld - Property NL
 

2017 - Ruimte voor kennisontwikkeling - Management en Organisatie

  • 1. 65 m&o 2017 3/4 Samenvatting Ruimte voor kennisontwikkeling Van sciencepark tot innovatiedistrict Jacques van Dinteren, Paul Jansen en Nick Lettink Moderne economieën worden gedragen door kennisontwikkeling en innovatie. Ken- nis is zo belangrijk, dat zij leidt tot wereldomspannende netwerken. Toch blij nabij- heid van belang. Dat hee geleid tot concentratiepunten: scienceparken, industriële co-innovatieparken en innovatiedistricten (tezamen: ‘innovation areas’). Die komen echter alleen tot stand als in de regio aan essentiële voorwaarden kan worden voldaan. Op de locatie zelf vraagt dat onder meer om een zeer specifiek management; dat is in de afgelopen drie decennia sterk is geëvolueerd. Het richt zich op gebouwen, maar is zich in de loop van de tijd veel meer gaan richten op het organiseren van kennisuitwisseling en creëren van een community. Duidelijk is ook geworden dat een innovation area moet worden gezien als onderdeel van een regio. Uiteindelijk is juist de regio essentieel, met daarbinnen een aantal innovation areas. Met dat schaalniveau zijn we ver weg van het gebouwniveau. Daarmee wordt de betekenis van de specifieke R&D-gebouwen niet ontkend, maar wordt duidelijk gemaakt dat dit in het geval van innovatieve bedrijven en kennisinstellingen slechts een element is in een uitermate complex geheel. Inleiding Een diensten- en kenniseconomie als die van Nederland hee tal van innovatieve bedrijven en instellingen die zich bezighouden met data, kennis en informatie, en het opdoen, onderzoeken en doorgeven daarvan. Voor een groot deel van deze organisaties volstaat een kantoorgebouw. Als het echter gaat om fundamenteel onderzoek, vooral op het vlak van de bètawetenschappen, dan worden striktere eisen gesteld. Een deel van de innovatieve bedrijven hee – met het oog op mogelijkheden voor samenwerking, uitstraling en kwaliteit van de werkomgeving – behoe e aan specifieke
  • 2. 66 m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties werklocatieconcepten die daarop inspelen: scienceparken en industriële co-innovatie- parken. Dit artikel gaat in op die specifieke concepten en hoe deze zich hebben ontwikkeld van een vastgoedconcept tot een communityconcept. In de afgelopen twee decennia zijn bovendien nieuwe concepten opgekomen, die we hier zullen bespreken. Kenmerken van scienceparken In de economie van de meeste landen zijn kennisontwikkeling en innovatie essentiële elementen. Bij een succesvol innovatiebeleid kan niet worden voorbijgegaan aan de fysieke omgeving die bedrijven – klein en groot – nodig hebben om succesvol te kunnen werken aan ideeën, kennisgeneratie en kennisuitwisseling gericht op vernieuwende producten en diensten. Doorgaans betre het speciale gebouwen en gaat het om grote investeringen, voor zowel kantoren als laboratoria, cleanrooms, kleinschalige (proef)- productie-eenheden, enzovoort. Deze kunnen op tal van plekken gedijen, maar economische onderzoekers veron- derstellen dat een concentratie van dergelijke gebouwen – en feitelijk dus van innove- rende bedrijven – leidt tot een meerwaarde voor de daarin gevestigde bedrijven. Hoewel onderzoek naar die effecten nogal wisselende uitkomsten laat zien, hee de veronder- stelde meerwaarde van clustering geresulteerd in de oprichting van tal van sciencepar- ken. Aantallen zijn moeilijk te geven, bij gebrek aan een scherpe definitie. Een indicatie biedt het aantal leden van de International Association of Science Parks and Areas of Innovation (IASP; zie www.iasp.ws): momenteel circa vierhonderd. Als het gaat om de clustering van innovatieve bedrijven, dan is het sciencepark re- latief gezien het oudste concept. Sinds het ontstaan van scienceparken in het begin van de jaren vij ig van de vorige eeuw zijn er nogal wat uiteenlopende definities gegeven. Zo legt de IASP sterk de nadruk op het sciencepark als een organisatie van professionals die zich sterk maken voor de uitwisseling van informatiestromen tussen bedrijven en kennisinstellingen, die innovatie bij bedrijven bevorderen en die starters en spin-offs behulpzaam zijn. Hansson (2004) kijkt daarentegen meer naar de verschijningsvorm en stelt, aan de hand van uiteenlopende definities, vast dat daarin vrijwel altijd sprake is van de fysieke nabijheid van een universiteit, van een focus op kennis- en hightechbedrijven en dat er een organisatie aanwezig is die starters helpt. Wij zijn voorstander van de definitie van de IASP. Het gaat volgens ons namelijk pri- mair om het stimuleren van innovatie door goed functionerende netwerken. Vastgoed- en gebiedsontwikkeling kunnen niet gemist worden, maar zijn daarbij van secundair belang. De ontwikkeling van scienceparken is een relatief recent fenomeen: van de Eu- ropese scienceparken is slechts 4 procent vóór 1980 opgericht; 27 procent kwam in de jaren tachtig tot stand en de rest daarna (Europese Commissie, 2014). In Nederland is het
  • 3. 67 m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling beeld niet veel anders. Het Zernike Science Park in de stad Groningen wordt beschouwd als het eerste Nederlandse sciencepark: het ging begin jaren tachtig van start. Science- parken zijn vooral een stedelijk en meer nog een grootstedelijk fenomeen. Afgaande op het ledenbestand van de IASP is slechts 6 procent van de parken buiten een stad gelegen en is 40 procent te vinden in een stad met meer dan een miljoen inwoners (zie www.iasp. ws/statistics). In Europa is twee derde van de scienceparken gelegen op het terrein van een uni- versiteit en 17 procent bevindt zich op niet meer dan 5 km afstand (Europese Commissie, 2014). Uit eerder onderzoek van de IASP bleek dat wereldwijd in ongeveer 40 procent van de gevallen de universiteit op of in de directe nabijheid van het sciencepark is gelegen. Het ontbreken van een duidelijke link met een universiteit kan leiden tot slecht functioneren (Ratinho e.a., 2007). Slecht functioneren kan overigens ook het geval zijn als het concept niet serieus wordt genomen en bedrijven zich er vooral vestigen vanwege het imago en de uitstraling. Die relatie met de universiteit is overigens niet per se of alleen gebaseerd op een sterke kennisuitwisseling tussen de kennisinstelling en de in het park gevestigde bedrij- ven. De beschikbaarheid van allerlei faciliteiten en een pool van studenten (stages) en afgestudeerden spelen nadrukkelijk een rol en lijken soms belangrijker dan kennisuitwisseling (Van Dinteren & Pfaff, 2011; Europese Commis- sie, 2014). Op zich hoe het niet zo vreemd te zijn dat een bedrijf voor de kennisuitwisseling en co-innovatie niet gericht is op de naast- gelegen universiteit. Als het gaat om cruciale kennis of informatie, dan overstijgt dat de regio van vestiging (Weterings & Ponds, 2007). Door de schaal van Nederland is het ook niet vreemd dat is vastgesteld dat de relaties tussen universiteit en bedrijven vooral op nationaal schaalniveau gestalte krijgen (Ponds & Van Oort, 2006). Toch zijn het die onderlinge relaties tussen bedrijven en kennisinstellingen die een sciencepark van een regulier bedrijventerrein of kantorenpark onderscheidt. Het management van een sciencepark – dat er management is, is ook een onderscheidend kenmerk – zet doorgaans sterk in op die relaties en probeert contacten tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en kennisinstellingen te bevorderen. Zo ontstaat een informeel circuit (‘local buzz’) dat leidt tot substantiële positieve effecten bij het creëren van innovatienetwerken tussen lokale actoren (Capello & Morrison, 2005), al valt er ook een boek te schrijven over de verschillen van mening op dit punt. Hoewel het stimuleren van netwerken, samenwerking en kennisuitwisseling essen- tieel is voor goed functionerend gebiedsmanagement, gaat de aandacht daarbij evenzeer uit naar het creëren van een community. Daar zouden de netwerken onder kunnen vallen, maar de community is een wat ‘losser’ gebeuren. Het gaat daarbij om het infor- Kennis is zo belangrijk, dat zij leidt tot wereldomspannende netwerken – toch blij nabijheid van belang
  • 4. 68 m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties mele contact tussen medewerkers, het elkaar treffen op seminars, het organiseren van sportwedstrijden, concerten, enzovoort, en dat alles in een goed ontworpen omgeving die creativiteit bevordert. Campussen en ‘non-campussen’ In het voorgaande is kort ingegaan op de relatie tussen sciencepark en universiteit. Een sciencepark kan zich echter ook ontwikkelen rondom een andere belangrijke kennisin- stelling; zelfs een bedrijf kan de spil zijn. In dat laatste geval is het beter om te spreken van een (industrieel) co-innovatiepark. Waar het kristallisatiepunt bij een sciencepark een universiteit is, is dat bij een co- innovatiepark een leidend industrieel bedrijf, zoals bij de Biotech Campus Del (DSM), de Chemelot Campus (DSM, Si ard/Geleen) of de Novio Tech Campus (NXP, Nijmegen). Feitelijk is de High Tech Campus in Eindhoven, die al snel als een sciencepark wordt aangemerkt, eveneens als een co-innovatiepark te bestempelen, aangezien het is ont- staan rondom het NatLab van Philips. Bij het co-innovatiepark staat de samenwerking (co-innovatie) tussen het leidende bedrijf en andere rondom dit bedrijf gevestigde of te vestigen bedrijven en instellingen centraal. Naast deze industriële innovatieparken, die zich allemaal profileren met de naam campus, zijn de laatste jaren tal van andere campussen tot ontwikkeling gekomen waarbij van kennisuitwisseling of co-innovatie niet of nauwelijks sprake is. Het leidt feitelijk tot een devaluatie van het begrip, ter wille van – in onze ogen – goedkope en weinig creatieve marketing. Deze ruime uitleg van het begrip campus lijkt typisch voor Nederland. Nederlandse marketeers, vastgoedontwikkelaars en gemeenten hebben daar min of meer een eigen betekenis aan gegeven, want in het buitenland wordt de term eerst en vooral gebruikt voor een universiteitsterrein, doorgaans met huisvesting voor studenten en staf. In Nederland is het begrip campus door onduidelijke omstandigheden – of het moet die van marketing zijn geweest – min of meer gaan samenvallen met een sciencepark. Het is echter de vraag of bijvoorbeeld de Dairy Campus (ontmoetingsplek voor de zui- velindustrie), KNVB-campus (spor raining) en recentelijk een campus voor de ontwik- keling van financiële techniek de kern van het idee raken. Als we van alles zo maar een campus gaan noemen, hoe moet het voor de buitenstaander dan duidelijk zijn dat het een ontwikkeling betre die gericht is op innovatie? Wij willen de term gereserveerd zien voor serieuze, op innovatie gerichte ontwikke- lingen. Een goed voorbeeld gee de provincie Gelderland. In haar nieuwe economische beleidsnota gebruikt de provincie de term, maar definieert deze duidelijk en gee tege- lijkertijd aan met die aanduiding selectief te willen omspringen: ‘Campussen zijn een fysiek kristallisatiepunt van het provinciaal economische beleid. Een aanjager van het ecosysteem in de stuwende sectoren. In onze filosofie zijn er in Gelderland maar een be- perkt aantal campussen. Voor ons is een campus een fysieke locatie met hoogwaardige
  • 5. 69 m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling vestigingsmogelijkheden, gedeelde faciliteiten en een actieve open innovatie omgeving waar startende en gevestigde bedrijven elkaar ontmoeten en inspireren. Er is sprake van minstens één inspirerende en gerenommeerde kennisdrager. Deze kennisdrager bepaalt in belangrijke mate de thematische profilering van de campus’ (Provincie Gelderland, 2016). Werkomgeving Terwijl tijdens de opkomst van de scienceparken vaak de nadruk lag op de fysieke ont- wikkeling, is men zich gaandeweg gaan realiseren dat scienceparken een geheel andere aanpak vragen. Ongeveer twee decennia terug werd het adagium ‘brains, no bricks’ geïn- troduceerd. Dit ze e zich af tegen een sciencepark als louter vastgoedontwikkeling. Dit neemt overigens niet weg dat de gebouwde omgeving nog steeds van vitaal belang is om het proces van creativiteit, interactie en innovatie te stimuleren (Van Dinteren & Keeris, 2014). Het belang hiervan neemt zelfs toe, nu men zich realiseert dat een aantrekkelijke (fysieke) werkomgeving bijdraagt aan creativiteit en concurrentievermogen. Hierbij zouden we een onderscheid kunnen maken tussen voorzieningen voor medewerkers en faciliteiten voor bedrijven. Het delen van faciliteiten voor de bedrijven, waarmee men tevens hoopt op ken- nisdeling en synergie, is een belangrijke reden waarom bedrijven zich in een co-inno- vatiepark of sciencepark vestigen; belangrijker nog dan de feitelijke samenwerkings- mogelijkheden met de universiteit zelf, zo bleek uit onderzoek onder in Nederlandse scienceparken gevestigde ondernemers. Naast de aanwezigheid van een jonge studen- tenbevolking spelen vooral de beschikbaarheid van informatiesystemen, laboratoria en cleanrooms een rol (Van Dinteren & Pfaff, 2011). Waar het gaat om voorzieningen voor medewerkers (inclusief de ambiance gecre- eerd door gebouwen, gebouwinrichting en ‘landscaping’) wordt door het management de volgende redeneerlijn gevolgd: als werknemers plezier hebben in hun werk, werken ze beter. En als ze beter werken, hee dat positieve effecten op de productiviteit en creati- viteit. Uiteindelijk leidt dat tot betere resultaten voor het bedrijf. Ruim twee derde van de ondernemers in Nederlandse scienceparken is het (he- lemaal) eens is met de stelling dat, ‘gezien de toenemende krapte op de arbeidsmarkt voor hoogopgeleiden, het essentieel is dat een sciencepark een optimale werkomgeving biedt’ (Van Dinteren & Pfaff, 2011). Daarbij gaat het om uitgebreide voorzieningen (zoals winkels, een kapper, horeca of fitness) en een aantrekkelijk vormgegeven park met recreatiemogelijkheden (zoals wandel- en hardlooproutes, en ontmoetingsplekken). Een concept als Enjoy Work gaat dan ook niet in de eerste plaats over de doelgroep, maar over het creëren van een dergelijk stimulerend werkklimaat (zie www.enjoy-work.com; Van Dinteren, 2007).
  • 6. 70 m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties Succesfactoren Door het geheel eigen karakter van scienceparken en co-innovatieparken zijn de opzet en het bewaken van de kwaliteit ervan geen eenvoudige zaak. Zo hadden het TU Del Science Park (voorheen Technopolis) en het Zernike Science Park in de stad Groningen nu niet direct een vliegende start. Het Health Technology Park in Veldhoven lijkt zelfs voorlopig niet tot stand te komen. Bovendien is er ‘verborgen falen’: uit onderzoek blijkt dat – hoewel verschillend per park – in Nederlandse scienceparken een zeer groot aantal bedrijven is gevestigd die niet echt tot de doelgroep behoren (Van Dinteren & Pfaff, 2011). Als de ontwikkeling niet snel genoeg gaat, is men blijkbaar soepel met het toelaten van bedrijven. Wat moet dan in ieder geval gebeuren om van een sciencepark een succes te maken? Een analyse van papers die zijn gepubliceerd tijdens IASP-conferenties in de afgelopen jaren brengt uitkomst. Op basis van de opgedane ervaringen hebben de verschillende auteurs de succesfactoren bij het opze en van een sciencepark of een co-innovatiepark in beeld gebracht. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen regionale factoren – die vaak een gegeven vormen waar de ontwikkelaar weinig of geen invloed op kan uitoefenen – en factoren die het park zelf betreffen. Belangrijke regionale factoren of voorwaarden zijn in de eerste plaats een goed functionerend netwerk van innovatieve/creatieve bedrijven en instellingen, met een cultuur van intellectuele interactie, creativiteit en ondernemerschap, en een goed functionerende arbeidsmarkt van kenniswerkers. Ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving om deze hoogopgeleiden te kun- nen aantrekken en reeds gevestigde kenniswerkers te kunnen vasthouden, is van belang. Uiteraard speelt de aanwezigheid van hoger onderwijs, uni- versiteiten en andere ken- nisinstellingen een rol. Tot slot moet de beschikbaarheid van financieringsbronnen voor de innovatieve bedrijven worden genoemd, want vaak hebben ze voor hun producten een lange ontwik- keltijd nodig. Dat vraagt om specifieke financiële arrangementen (bijvoorbeeld aangebo- den door samenwerkende regionale banken), evenals toegang tot andere financierings- bronnen (zoals innovatiefondsen). De essentiële samenwerking tussen voornoemde bedrijven, overheden en instellingen, inclusief de opstelling van de bevolking, wordt ook wel aangeduid als de ‘quadruple helix’. Aan het succes van het park zelf ligt eveneens een aantal factoren ten grondslag. Allereerst moet aan de ontwikkeling een gedegen marktonderzoek voorafgaan (dat om de ongeveer vijf jaar moet worden geactualiseerd). Op basis daarvan wordt een aan- De oudere generatie scienceparken is toe aan herontwikkeling, met meer nadruk op netwerken en community
  • 7. 71 m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling sprekend concept gekozen en komt een langetermijnstrategie tot stand. Dit zorgt voor een heldere profilering van het terrein. Het management draagt zorg voor een strikte toelatingsstrategie en moet daaraan vasthouden. Een andere succesfactor is het gebiedsmanagement. Deze gebiedsontwikkeling onderscheidt zich van die van een regulier bedrijventerrein, doordat de contacten met de gevestigde bedrijven niet stoppen na vestiging van het bedrijf, maar dan juist pas van start gaan. Een sciencepark of een co-innovatiepark hee dan ook professioneel management, dat onder meer zorgdraagt voor kwalitatief hoogwaardige huisvesting en het concrete aanbod van faciliteiten als laboratoria, cleanrooms en testfaciliteiten. Op sommige parken wordt veel aandacht besteed aan de opzet en het management van ‘incubator centers’, vanuit het idee dat daar de toekomstige ‘bewoners’ van het park vandaan zullen komen. Het management zorgt er ook voor dat de gevestigde bedrijven uitstekend kunnen functioneren, door een zeer breed dienstenpakket te bieden. Dat kan bestaan uit toegang tot financieringsbronnen, management- en marketingadviezen, ontwikkelen van innovatiestrategieën en het met elkaar in contact brengen van onder- nemers. Daarnaast is het organiseren van bijvoorbeeld seminars, trainingen en infor- mele bijeenkomsten van belang. In sommige parken worden er – vanuit het idee van het scheppen van een creatieve omgeving – evenementen, concerten, tentoonstellingen en ludieke acties georganiseerd. Op het niveau van de parken zelf is een werkomgeving vereist die creativiteit en innovatie stimuleert. De eerdergenoemde diensten spelen daarbij een rol. Daarnaast gaat het om de aanwezigheid van consumentenvoorzieningen, de architectuur en de ‘landscaping’. Er moet een stedenbouwkundig totaalconcept zijn en een coördinerend stedenbouwkundige die toeziet op de architectuur van de individuele gebouwen. Gezien de langetermijnplanning is flexibiliteit in het concept van groot belang. Dat betre vooral het stedenbouwkundig plan en niet de doelgroep. Door een duidelijke keuze voor doelgroepen en een bepaald (duurzaam) concept, dient vervolgens door het manage- ment en alle stakeholders zorg te worden gedragen voor een onderscheidende identiteit. Deze krijgt gestalte in onder meer de naam en het logo, en dient consequent door alle betrokkenen te worden uitgedragen. Overzien we het voorafgaande, dan kan een en ander worden weergegeven in een model (zie figuur 1). De verschillende onderdelen zijn herkenbaar, maar de onderlinge samenhang wordt nu ook duidelijk. Dit model geldt zowel voor scienceparken als voor co-innovatieparken, en tevens voor de hierna te beschrijven innovatiedistricten. Deze drie kunnen worden gevat onder de noemer innovation areas. Innovatiedistricten en innovation areas zijn de nieuwste loten aan de stam van op innovatie gerichte gebieden. In het vervolg van dit artikel zullen we op deze recente ont- wikkelingen ingaan en laten zien wat de consequenties zijn voor gebiedsmanagement.
  • 8. 72 m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties Figuur 1. Aanzet voor een conceptueel model van innovation areas. Nieuwe ontwikkelingen: schaalvergroting en innovatiedistricten Het concept sciencepark is niet statisch. Gegeven de aard van de bedrijvigheid en instel- lingen waar het zich op richt, mag dat ook niet verwacht worden. Werd tot het begin van deze eeuw het concept vooral nog gezien als een standalone-activiteit en vaak primair als een vastgoedontwikkeling, nu wordt het sciencepark veel meer beschouwd als een concentratiepunt in een innovatieve regio; als een soort van binnenstad. Dat leidt ertoe dat er nu meer aandacht is voor de inbedding in die regio. Daarmee wordt tevens in ster- Regionale innovatiekracht concurrentiepositie, welvaart, welzijn Sciencepark, industriële campus, innovatiedistrict Park- management diensten, faciliteiten, seminars, verbinden, community, werkomgeving, toelatingsbeleid, beveiliging, enz. Netwerken kwaliteit van kennis en informatie, massa, mate van openheid, inbedding in regionale én globale netwerken, industriële verscheidenheid, reputatie, talent, enz. Fysieke structuur R&D-gebouwen, laboratoria, overig vastgoed Infrastructuur wegen, ontsluiting, intranet, internet, landscaping, enz. Quadruple helix overheid kennisinstellingen bedrijven bevolking Innovatieregio goed functionerend netwerk van innovatieve/creatieve bedrijven, goed functionerende arbeidsmarkt van kenniswerkers, aantrekkelijke woon- en leefomgeving, aanwezig hoger onderwijs en kennisinstellingen, beschikbare financieringsbronnen
  • 9. 73 m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling kere mate het belang van de ontwikkeling van innovatieve netwerken benadrukt, met het sciencepark als ‘centrum’. Doordat scienceparken tegen de grenzen van de groei aanliepen, zijn veelal elders in de regio ‘filialen’ tot ontwikkeling gekomen, wat de netwerkvorming nog verder benadrukt. Onder de leden van de IASP hee één op de drie leden twee of meer locaties. In Nederland zien we vergelijkbare tendensen. Utrecht Science Park is het eerste met een satellietlocatie in Bilthoven (formele samenwerkingsovereenkomst eind 2017), die overigens wel een andere eigenaar hee . Ook wordt bijvoorbeeld nagedacht over de mo- gelijkheden om activiteiten op het vlak van life sciences (bedrijven; scienceparken) op de as Oss/Schaijk-Nijmegen beter te koppelen, af te stemmen en te promoten. In het licht van diezelfde schaalvergrotingsprocessen komt de laatste jaren het begrip innovation area op. Dat kan worden opgevat als een innovatiegerichte regio. Om onduidelijkheid in terminologie te voorkomen, reserveren we de aanduiding innovation area als een overkoepelende term voor scienceparken, innovatieparken en innovatie- districten (zie hierna). Binnen een innovatiegerichte regio zijn doorgaans diverse kristallisatiepunten te vinden als industriële co-innovatieparken en scienceparken. Belangrijk is vooral dat ook hier weer sprake is van overkoepelend management. In ons land is de regio Eindhoven een goed voorbeeld (zie figuur 2). In het buitenland zijn Amata Science City in Thailand en Ann Arbor SPARK in Amerika voorbeelden op regionale schaal. Figuur 2. De regio Eindhoven als innovatiegerichte regio. University Campus Brainport Industries Campus Strijp ASML Campus High Tech Campus High Tech Automotive Campus
  • 10. 74 m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties Naast co-innovatieparken en scienceparken komen sinds enkele jaren ook innovatie- districten sterk in de belangstelling te staan, na eerst vooral in de Verenigde Staten te zijn aangeslagen. Met een kleine aanpassing kunnen we de definitie van Sanz (2016) voor een innovation area gebruiken voor die van een innovatiedistrict: ‘A designated zone with its own specific management team, whose main objectives include economic development via the promotion and a raction of selective innovative business for which specific services are provided or made available, and that may also include residential and cultural zones or facilities, or be embedded in urban spaces having such facilities, and with which the economic aspects of the area of innovation interact.’ Net als bij de andere concepten is bij een innovatiedistrict is het management van groot belang, maar functiemenging is hier een relatief nieuw element. De link met een universiteit kan minder sterk zijn, maar kan deels worden ondervangen door een dependance. Een bekend voorbeeld is het Boston Innovation District, dat een oppervlak hee van ongeveer 150 ha (zie o.a. Rodriguez, 2015). Interessant is de mogelijkheid om een dergelijke ontwikkeling te laten samenvallen met de herontwikkeling van een wijk of stadsdeel. Boston en 22@Barcelona (zie www.22barcelona.com) zijn daarvan aanspre- kende voorbeelden. Het innovatiedistrict zal het sciencepark niet vervangen en moet worden gezien als een nieuw concept, naast dat van sciencepark en industrieel co-innovatiepark. Evolutie van gebiedsmanagement Zoals gezegd, lag in de beginfase van veel scienceparken de nadruk soms sterk op het vastgoed. Dit gee aan dat in de loop der jaren het concept aan veranderingen onderhe- vig is geweest. Ook de beschreven schaalvergroting is daarvan een uiting. Het is dus niet verwonderlijk dat ook het management van dit type op innovatie gerichte werkgebieden de nodige veranderingen hee ondergaan (zie figuur 3). De aûeelding schetst een ideaal- typisch beeld en laat vooral zien dat veel meer nadruk is komen te liggen op netwerken en (daarmee) op de regionale inbedding van een innovation area. Wat in de rechterkolom is aangegeven, valt veelal nog onder de noemer gebiedsma- nagement, maar het takenpakket van het management is in de loop van de tijd veel bre- der geworden of kan breder worden opgepakt. Waar het management aanvankelijk nog sterk de nadruk legde op de zorg voor het vastgoed, werd dat al vrij snel gecombineerd met het beschikbaar stellen van diensten en faciliteiten, wat weer werd gevolgd door het willen creëren van een community in de innovation area. De volgende stap – nogmaals: in een ideaaltypisch proces – is niet alleen het verbin- den van de mensen die in de innovation area werkzaam zijn, maar ook van de bedrijven. Matchmaking, seminars en ondersteuning bij octrooiaanvragen zijn zaken die we in het dienstenpakket van het uitgebreide management terugvinden. In sommige innovation areas gaat het al weer een stap verder en wordt vanuit het management serendipiteit gestimuleerd. Dat komt ruwweg neer op de vraag: hoe
  • 11. 75 m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling kunnen mensen met verschillende achtergronden bij elkaar worden gebracht en met elkaar samenwerken, zodat de kans toeneemt dat een niet-gezochte vondst (serendipi- teit) wordt gedaan: nieuwe inzichten of (uiteindelijk) nieuwe producten. Een specifiek gebouw kan dit ondersteunen. Een dergelijk gebouwconcept doet vaak denken aan formules zoals Seats2Meet, waarbij flexibele, ludiek ingerichte ruimtes met allerlei voor- zieningen en korte huurtermijnen creatievelingen, zzp’ers en anderen ter beschikking staan (Van Dinteren, 2010; Van Dinteren & Van der Krabben, 2011). Een voorbeeld van een dergelijke formule is de NetWork Oasis op het Joensuu Science Park (Finland). Vanuit het idee van serendipiteit wordt dat concept extra inte- ressant in combinatie met een methode waarbij het management wat betre karakter en achtergrond van elkaar verschillende onderzoekers en productontwikkelaars bij elkaar brengt. Dat gaat via een stapsgewijs proces met onder meer trainingskampen en Figuur 3. Ideaaltypische ontwikkeling van het scienceparkconcept. Hoofdthema's Concept Type management vastgoed sciencepark vastgoedmanagement + diensten sciencepark + + parkmanagement + community building sciencepark ++ + netwerkmanagement + netwerken op het park sciencepark in de regio + serendipitymanagement + regionaal netwerk innovatiedistricten/satellieten + hubsmanagement+ globaal netwerk innovatieve regio in de wereld tijd
  • 12. 76 m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties werksessies, op grond waarvan teams worden geformeerd die zich gaan richten op de ontwikkeling van een nieuw product (zie Kakko, 2013). Deze manier van werken – het bij elkaar brengen van verschillende ‘geesten’ – hee gevolgen voor de wijze van management (zie tabel 1). Het projectmanagement verdwijnt daarmee echter niet van tafel. De tabel laat zien dat het erbij betrekken van de netwerk- vorming, en dan vooral vanuit de invalshoek serendipiteit, andere en extra vaardighe- den vraagt van gebiedsmanagers en betrokkenen. In lijn met de genoemde ruimtelijke schaalvergrotingsprocessen, hee de gebieds- managementorganisatie ook meer aandacht voor relaties met bedrijven en kennis- instellingen die buiten het park, in de regio, zijn gevestigd. Het is bovendien niet vreemd dat met de nu ter beschikking staande informatie- en communicatietechnologie het management van een innovation area, in samenwerking met al in het gebied geves- tigde internationaal opererende bedrijven en kennisinstellingen, soms ook de stap zet naar participatie in wereldomspannende netwerken. Uiteenlopende typen innovation areas worden ‘innovation hubs’, als antwoord op de voortschrijdende globalisering; een kennisuitwisseling op mondiaal niveau. In die globalisering kan Europa bijvoorbeeld haar positie versterken, door een sterkere samenwerking tussen innovation areas met eenzelfde signatuur binnen en buiten Europa. De manier waarop het management feitelijk gestalte krijgt, loopt sterk uiteen; er is niet één bepaald model. Het lijkt erop dat elke innovation area een eigen variant hee . De gekozen vorm is sterk a ankelijk van betrokken partijen en gekozen accenten. Om met die accenten te beginnen: op hoofdlijnen komt dat neer op een onderscheid in infra- structuur, gebouwen en faciliteiten, en daarnaast op niet-fysieke zaken als community- building, netwerkvorming, enzovoort. Dat vraagt om medewerkers met zeer uiteenlo- pende achtergronden. Kijken we naar de betrokken partijen, dan komen lokale overheden, universiteiten en private (vastgoed)partijen het meest in beeld (Europese Commissie, 2014). Dat kan bij- Tabel 1. Verschillen tussen projectmanagement en management van serendipiteit (Kakko, 2013). Characteristic Project management Serendipity management approach project journey/exploration type of innovation directional intersectional organisation fixed in the beginning flexible focus effective process best possible result structure closed innovation open innovation mission goal decided in the beginning vision decided in the beginning competence search while defining the project training camp approach resources, time schedule fixed flexible management style command and control connectivity and collaboration
  • 13. 77 m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling voorbeeld leiden tot een joint venture tussen een universiteit en een belegger, zoals dat aanvankelijk bij het Oxford Science Park aan de orde was. Het gebiedsmanagemen eam is klein van omvang, hee specifieke experts en besteedt vooral veel uit. Het Surrey Re- search Park is geheel in handen van de universiteit die de ontwikkeling financieel hee opgestart, door eerst een grote kavel te verkopen aan een groot, toonaangevend bedrijf (waarna alles verder werd verhuurd). Het management is hier opgedeeld in drie afdelin- gen: een voor vastgoed, een ander voor ‘technology transfer’ en businessmanagement (de netwerken), en een meer algemene afdeling die zich richt op planning, marketing, toelatingsbeleid en financieel management. In Nederland zien we soms twee typen organisaties ontstaan: een organisatie die zich meer met de fysieke aspecten bezighoudt en een organisatie die veel meer gericht is op netwerkvorming en aanpalende zaken. Zo is de grond van het Amsterdam Science Park in handen van drie verschillende partijen – die overigens niet in een enkele organisatie zijn ondergebracht – en is er een stichting actief die het management van het niet-fysieke aspect gestalte gee . In die stichting nemen de grondeigenaren overigens wel deel. In Utrecht is de universiteit de eigenaar die de gronden in erfpacht uitgee , naast de gronden die in bezit zijn van het medisch centrum. De Stichting Utrecht Science Park richt zich daarbij primair op de netwerkaspecten (inclusief samenwerkingsverbanden in de regio), het bieden van faciliteiten aan startende ondernemers, het acquireren van bedrijvigheid, het promoten van het park en het verbeteren van voorzieningen en leef- baarheid. Campus Groningen is een van de gebieden waar het management zich de afgelopen jaren sterk hee gericht op het aantrekken van kennisintensieve entiteiten en het facili- teren van netwerkvorming en faciliteiten gericht op het aantrekken van bedrijvigheid en leeûaarheid. Ontwikkeling van Campus Groningen Een van de bekendste en oudste campussen in Nederland is het Zernikecomplex of de Zer- nike Campus Groningen. De Zernike Campus is eind jaren zestig ontstaan aan de noordelijke rand van de stad Groningen – toen nog geen hedendaagse campus maar een universiteits- terrein. Het was de bedoeling om hier op termijn alle activiteiten van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) te concentreren. De eerste gebouwen op de campus waren voor onderzoek en onderwijs in natuurwetenschappen en techniek. Door vestigingskeuzes in de jaren daarna ontstonden drie concentratiegebieden voor de universiteit: de Zernike Campus, het gebied rond het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en het centrum van de stad. Op de Zernike Campus vestigden zich op natuurlijke wijze kennisintensieve bedrijven en spin-offs van de universiteit. Later vestigde ook de Hanzehogeschool Groningen (HG) zich er. Het gebied bestaat nu uit drie delen: het universiteitsterrein, het terrein van de hogeschool en het Zernike Science Park. Zo ontstond aan de rand van de stad een ecosysteem voor
  • 14. 78 m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties intensieve publiek-private samenwerking met kennisinstellingen, tal van bedrijven en voor- zieningen als het Innolab Chemie Groningen, het Zernike NanoLab Groningen, het Energy Transition Centre EnTranCe, de Energy Academy Europe, incubator Cube050 en de Zernike Advanced Processing faciliteit. Daarmee krijgt de Zernike Campus inmiddels een steeds duidelijker profiel met focus op energie, chemie, life sciences en big data. De sturing van de campus op deze specifieke kennisgebieden is in de loop der jaren ontstaan door de aanwezige kennis in het vestigingsgebied en het ontwikkelen van gerichte groei, bijvoorbeeld door een focus aan te brengen in de selectie van organisaties die op de campus zijn gehuisvest. Zij zijn bereid om kennis te delen en moeten, als voorwaarde om toe te tre- den, meerwaarde bieden aan gevestigde en toekomstige organisaties. Tegelijkertijd is aan de oostkant van de stad, rond het UMCG en de medische faculteit, de Healthy Ageing Campus Netherlands ontstaan, met een R&D-focus op gezond ouder worden. Ook hier is sprake van intensieve publiek-private samenwerking tussen kennisinstellingen, overheden en bedrijven, in dit geval wat betre medische technologie, imaging, geneesmid- delen en tevens life sciences en big data. Voorzieningen zijn hier een R&D-Hotel, Lifelines (een onderzoeksprogramma dat de gezondheid van 166.000 inwoners van Noord-Nederland volgt over een periode van dertig jaar) en een Competence Center for Personalised Health. Onlangs is besloten deze twee campussen aan te sturen als een enkel ecosysteem voor publiek-private samenwerking. In het verlengde van het voorgaande kan dit worden gezien als een koppeling van twee innovatiedistricten. Campus Groningen is hiermee een van de grootste en belangrijkste campussen van Nederland, met 181 bedrijven, 3 kennisinstellingen (RUG, UMCG en HG) en 45.000 studenten. Een dergelijke ontwikkeling richting gezamenlijk ecosysteem zien we ook in bijvoorbeeld Eindhoven en Utrecht. Meer focus, schaalvergroting, professionalisering van gebiedsmanagement, het gericht acquireren van bedrijven en het aantrekken van grote investeringsfondsen zorgen voor de natuurlijke groei van het ecosysteem ‘Campus Groningen’. In de praktijk zien we deze ont- wikkeling terug in een aantal kenmerken. — Organisaties die zich willen vestigen binnen deze campus, moeten een meerwaarde bieden aan andere organisaties waardoor samenwerking en natuurlijke groei gesti- muleerd worden. Indien aantrekkelijk bevonden, zorgt de campus voor het maximaal faciliteren van deze organisaties, bijvoorbeeld wat betre huisvesting en financiering. Dit vereist een streng toelatingsbeleid en een lange adem. — Stimuleren van gecombineerd gebruik van diverse faciliteiten voor eindgebruikers (zoals vergaderfaciliteiten, sportvoorzieningen en restauratieve voorzieningen) en organisaties (zoals vergaderfaciliteiten, onderzoekslaboratoria en huisvesting). — Aanwezigheid van een actief programma ter stimulering van de samenwerking tussen bedrijven en instellingen en de universiteit, gericht op de ontwikkeling van nieuwe producten, procesoptimalisatie en (B2B-)marketing. — Verzorgen van ‘pitchdagen’ voor wetenschappers en onderzoekers bij bedrijven en instellingen, om deze werelden dichter bij elkaar te brengen en verbinding te zoeken door fundamentele en toegepaste vragen bij elkaar te brengen en de kans op praktische toepassingen toeneemt.
  • 15. 79 m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling — Aanstellen van een ‘dean of industry relations’ ofwel een verbinder die proactief zoekt naar (en voor) personen en bedrijven die de campus aantrekkelijker maken. Het samenbrengen van de benodigde gebouwen, faciliteiten en activiteiten om elkaar te ontmoeten, zorgt voor een grote aantrekkingskracht van Campus Groningen en is daarmee een katalysator voor de groei van organisaties, onderzoekinstellingen en voor de campus zelf als ecosysteem met een significant economisch effect op stad en regio. Hierbij kan on- derscheid worden gemaakt tussen het realiseren van de benodigde fysieke omgeving en het samenbrengen van de verschillende partijen om kennis te ontwikkelen en kennis te delen. Kenmerkende investeringen, gericht op de fysieke omgeving, zijn onder andere de rea- lisatie van huisvesting, infrastructuur, hightech laboratoria, omgevingen om elkaar te ontmoeten en kennis te delen, maar ook omgevingen om te ontspannen (zoals restaura- tieve voorzieningen en sportvoorzieningen). Ook het faciliteren van ontmoeting door het organiseren van kennissessies, pitchdagen en een dean of industry relations zijn van belang binnen de campus, om nieuwe relaties, kennis en samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven te stimuleren. Wat de ervaringen hebben geleerd Verschillende typen innovation areas kunnen een bijdrage leveren aan de innova- tiekracht van een regio. De ervaringen met de ontwikkeling en het management van scienceparken en co-innovatieparken maken duidelijk dat succes a ankelijk is van een aantal strikte voorwaarden (zie tabel 2). Aan dit overzicht willen we een eigen ervaring toevoegen, gebaseerd op wat ini- tiatiefnemers van innovation areas meer en meer vragen: het idee van ‘market driven urban development’. Dit concept gaat uit van de noodzakelijkheid van een stevige markt- basis – waaraan het nogal eens ontbreekt – en tegelijkertijd een integrale, interdiscipli- naire aanpak. Nog te vaak wordt bij het opze en van complexe gebiedsontwikkelingen als in- novation areas volgtijdelijk gewerkt, door verschillende partijen. Conceptontwikkeling volgt op marktonderzoek, stedenbouwkundige plannen op conceptbeschrijving en pro- gramma van eisen, enzovoort. Tegenwoordig wordt door steeds meer initiatiefnemers van innovation areas een integrale en interdisciplinaire aanpak verwacht. Dan kijkt bijvoorbeeld de stedenbouwkundige al mee bij het marktonderzoek en werkt het gehele team aan het concept. Een dergelijke werkwijze met een enkel team voorkomt informa- tieverlies en levert een beter product op. Het leidt tot een korter traject, hogere kwaliteit en kostenbesparingen. Een scherpe toetsing van allerlei ideeën en ontwikkelingen, die nu vooral in Neder- land onder de noemer campus in de markt zijn of worden gezet, zal waarschijnlijk aan- tonen dat veel van die initiatieven niet aan de genoemde voorwaarden voldoen. Te vaak
  • 16. 80 m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties is hier sprake van een onrealistische, niet goed onderbouwde droom van een bestuurder, die de gemeenschap later met hoge kosten achterlaat. Graag roepen we hier ook in herinnering dat, in tegenstelling tot de ontwikkeling van een regulier bedrijventerrein, de meeste activiteiten van het management van een innovation area niet stoppen na de uitgi efase. In de exploitatiefase van innovation areas is dat management cruciaal. Parkmanagement dat alleen naar het vastgoed- en assetmanagement kijkt, slaat vandaag de dag de plank volledig mis. Innovation areas vragen expliciet om de ontwikkeling van een community van medewerkers en het opze en van netwerken tussen bedrijven en instellingen. Het is de kunst deze ‘zachte’ elementen te combineren met de ‘harde’ kant van het vastgoed. De financiering van dat vastgoed hee de afgelopen jaren niet direct kunnen reke- nen op warme belangstelling van de financiële sector, zowel wat betre de bouwfinan- ciering als het in te brengen vreemd vermogen. Gelet op het rendement of risicoprofiel van aan R&D gerelateerd vastgoed en in vergelijking met andere vastgoedbeleggings- categorieën is die terughoudendheid onterecht. Dit vastgoedsegment worstelt – mede bij gebrek aan goed statistisch materiaal – met het fenomeen ‘onbekend maakt onbemind’ (Van Dinteren & Keeris, 2014). Positief is in ieder geval dat gewerkt wordt aan een investeringsfonds voor dit speci- fieke type vastgoed. De Nederlandse Investeringsinstelling (NLII) bekijkt momenteel de mogelijkheden. Een aantal scienceparken hee al aangegeven vastgoedprojecten in het fonds te willen onderbrengen. De NLII stree ernaar andere scienceparken en co-inno- vatieparken bij het fonds te laten aansluiten. Het fonds kan doorgroeien tot minstens 800 miljoen euro. Tabel 2. Te stellen voorwaarden aan de ontwikkeling en het management van scienceparken en co-innovatieparken. Regionaal niveau Terreinniveau goed functionerend netwerk van innovatieve of creatieve bedrijven en instellingen goed marktonderzoek, uitmondend in een concept, visie, strategie en programma van eisen goed functionerende arbeidsmarkt van kennis- werkers aansprekend stedenbouwkundig plan aantrekkelijke woon- en leefomgeving unieke, onderscheidende identiteit aanwezigheid van hoger onderwijs, universitei- ten en andere kennisinstellingen sterk parkmanagement beschikbaarheid van financieringsbronnen duidelijke keuze van doelgroep, in combinatie met toelatingsbeleid breed pakket aan diensten actief netwerk inbedding in regionale innovatiestrategie faciliterende rol voor de overheid, niet te sterk op de voorgrond
  • 17. 81 m&o 2017 3/4 ruimte voor kennisontwikkeling Tot besluit Afsluitend willen we, tegen de achtergrond van de geschetste veranderingen, stellen dat de oudere generatie scienceparken toe is aan een herontwikkeling, met meer nadruk op netwerken en community, om van daaruit te bezien hoe de fysieke omgeving kan wor- den geherstructureerd om deze sociale dimensie te bevorderen. Op hun beurt zullen nieuwe parken en districten van begin af aan een goede combi- natie moeten zoeken tussen harde en zachte factoren. Ze moeten zijn ingebed in de regi- onale economie, onderdeel zijn van brede innovatieprogramma’s en vanuit een integrale managementfilosofie worden aangestuurd. En dat alles in een aantrekkelijke ruimtelijke se ing met vastgoed, die deze nieuwe manier van werken optimaal faciliteert. De auteurs danken Jan de Jeu (vicevoorzi er van het college van bestuur van de Rijks- universiteit Groningen) voor zijn commentaar en waardevolle bijdragen. Literatuur Dinteren, J. van (2007). Enjoy work! Als leidend principe. Een nieuw type werklocatie. Real Estate Magazine, 50, 24-29. Dinteren, J. van (2010). Hoe werken we straks? En waar? Stedebouw en Ruimtelijke Ordening, 4, 40-45. Dinteren, J. van & Keeris, W. (2014). Innovatie vraagt om investeren in R&D-vastgoed. Real Estate Research Quaterly, 26-34. Dinteren, J. van & Krabben, E. van der (2011). Het nieuwe werken: meer dan werkplek en inrichting. Real Estate Magazine, 34-39. Dinteren, J. van & Pfaff, D. (2011). Science park: innovatie of imago? Real Estate Magazine, 32-37. Europese Commissie (2014). Se ing up, managing and evaluating EU science and technology parks. Brussel: Europese Commissie. Hansson, F. (2004). Science parks as knowledge organisations. The ‘ba’ in action? MPP working paper, No. 15. Kopenhagen: Copenhagen Business School. Copenhagen. Kakko, I. (2013). The fundamentals of third generation science park concept. Paper for the UNESCO-WTA International Training Workshop, Daejeon, Korea. Ponds, R. & Oort, F. van (2006). Kennishubs in Nederland. Ruimtelijke patronen van onderzoekssamenwerking. Ro erdam: NAi. Provincie Gelderland (2016). Werken aan de economie van de toekomst. Arnhem: Provincie Gelderland. Ratinho, T., Henriques, E. & Maltes, L. (2007). Science parks and business incubators: the Portuguese case. Paper voor de European Investment Bank. Roberta, C. & Morrison, A. (2005). An evaluation of the effectiveness of science parks in local knowledge creation: a territorial perspective. Paper voor de 5th Triple Helix Conference te Turijn. Rodriguez, H., Congdon, D. & Ampelas, V. (2015). The development of Boston’s innovation district: a case study of cross-sector collaboration and public entrepreneurship. The Intersector project. Sanz, L. (2016). Understanding areas of innovation. In A. Nilina, J. Pique & L. Sanz (Eds.), Areas of innovation in a global world (e-book). IASP. Weterings, A. & Ponds, R. (2007). Regionale kennisnetwerken en innovatie. Ro erdam: NAi.
  • 18. 82 m&o 2017 3/4Themanummer Ruimte voor organisaties AuteursProf.dr.J.vanDinteren directeur/eigenaar van Zjak Consult te Nijmegen en founding partner van de Innovation Area Development Partnership. Websites: www.zjakconsult.com en www.iadp.co. E-mail: zjak.consult@gmail.com. P.JansenMScis als cities market leader werkzaam bij Arup te Amsterdam, is eigenaar van Caudata Advies te Nijmegen en founding partner van de Innovation Area Development Partnership. N.Le inkMSc is als workplace strategist werkzaam bij YNNO te Utrecht.